verlegde hij doosjes en
ledigde een ouwe draad-versleten geldbeugel van moeder zaliger ...
"Niks!" Hij doorsnuffelde ijlings elk hoekje, neusde nieuwsgierig
tusschen elk blad ... "Dat 's 't huishuurboekje ... Hier in dien kerkboek"
... Er lagen sokken, met groote gaten, opgerold in de schuif. Geerten
doorzocht ze, trok ze om, drie, vier keer, werd nijdig en vloekte boos,
niet vindend den gewenschten schat. De zieke ademde moeilijk: de lucht
reutelde in zijn keel ... zijn handen bewogen krampig, zijn mond hing
open, schuim-lippend. De lijnen van 't ingevallen gelaat stonden
scherper en hoekiger, de rimpels dieper-gegroefd, de oogleden nauw open
op de reeds gebroken oogen ... Hijgend, jachtend-verlangend, grabbelde
Geerten in de half-neerhangende schuif, alles vergetend in zijn zucht
naar geld. Al wat hem hinderde liet hij ten gronde vallen ... Nu hurkte
hij neder voor de wijd-open deuren. In de duisterste hoeken morrelde hij
met grijp-grage vingers. Zijn oogen brandden onder de borstelige
wenkbrauwen ... Plots, stroomde zijn hart vol warme vreugd, deed het
feller hameren van blijde verwachting: hij had een zakje ontdekt, opende
het ras ... De inhoud rolde met kleine tokkelgeluidjes over den grond,
verspreidde zich ... Geerten vloekte luid: 't waren de lotonummerkens,
die hij gevonden had ...
Zou vader iets gehoord hebben?... Aarzelend trad hij op het bed toe, zag
hoe onbeweeglijk daar neerlag het uitgeleefde lichaam ... bevoelde
haastig de stil-gevallen handen. Geerten schrok hevig ... sprong weg ...
boog zich voorover ... de adem ging niet meer ... 't Ging rauw en snijdend
door zijn brein: hij is dood ... De stilte viel drukkend om hem. Nu
durfde Geerten niet meer zoeken naar geld. Zijn kop werd als voos, bij
't eenvoudig denkbeeld aan vaders toch-nog-onverwachts-gekomen dood, die
hem wonderbaar voorkwam: een vertrek zonder afscheid of tot
weerziens-zeggen, een verraderlijk wegsluipen op onhoorbare voeten ...
Wat kon hij nu doen ... Trees bleef maar weg, en in heel het kleine huis
was geen levende ziel meer ... Mocht hij nu naar Lowis gaan om mede te
feesten?... Alles was betaald ... hij moest ... of Franske zou weer ... Als
Trees nu maar kwam ... misschien was de Pruttige weer zat!...
In-eens, bruusk-geweldig, verscheurend de grootsche stilte, de
plechtig-wachtende geruischloosheid der ijl-wordende minuten, vulde 't
schorre toeten van honderd stoomers, 't hel-metalen galm-tingelen der
jubelende klokken aan boord de
|