retmakers met volksvrouwen,
dik gerokt en hoog gekapt sprongen in 't opsprinkelende slijk voor de
deur eener herberg.
Aan den hoek der straat, waar Lowis woonde, bespeurde Geerten in de
kringende klaarte van een lantaarn, een blikkerend voorwerp in 't slijk.
Hij bukte zich en vond een hoefijzer ... Dat 's geluk peinsde hij en zijn
mistevreden gezicht verhelderde: hij zou zijn motor hebben dat jaar ...
Bij Lowis waren de rolbeluiken neergelaten. Van wijd reeds, hoorde hij
de luide stemmen der feestvierenden ... De deur stond op een kier.
Geerten wierp ze open, stond in de hel-verlichte zaal ...
Onder 't pletsend licht van den vergulden gas-luchter, juist voor de
schenkbank, stond de groote ronde tafel, waarom al de leden zaten van
het Spaarfonds der Ware Varensvrienden. Lowis troonde nevens Franske.
Geerten deed of hij 't niet merkte ...
--"Ne gelukkige zulle" ... wenschte hij, de uitgestoken handen
schuddend ... Van Lowis kreeg hij een fatsoenlijken zoen op de
stekelig-bebaarde wang ...
--"Zoo laat" zei ze ...
--"Vader is dood" ...
--"Is de H. Jozef dood?" wonderde Suske van Loock.
--Uitgeleefd, antwoordde koel-kalm Geerten ... uitgegaan gelijk een
keersken ... Gulzig begon hij te smikkelen van hetgeen Kaethe hem
voorschoof, niet gewaar-wordend hoe de glanzige oogen der plezante bazin
op hem rustten. Al zijn denken concentreerde zich op 't aankoopen van
een moteurken, want nu had hij zekerheid dat vader wel wat zou
achterlaten ... wat kon dat hoefijzer anders beduiden?...
--Nu gaat ge erven? meesmuilde Franske ...
--Peeschijven, jokte Geerten terug ... Ze zouden 't nooit weten, besloot
hij, Lowis ook niet ... 't Leek hem of hij 't geld al vast had. Al de
teleurstellingen der vorige uren, 't vruchteloos zoeken, scheen hij
vergeten, nu hij het heil-voorspellende hoefijzer in zijn zak droeg.
De luidruchtigheid nam toe ... De oogen der smullers glommen in de
roodgloeiende gezichten. Nog enkelen peuzelden aan 't laatste beetje van
't opgediende konijn.
--"Wat kat, Vijg?" plaagde venijnige Charel, schoof de schaaltjes met
kluifjes toe, deed de moe-gekauwde monden even vertrekken tot een
glimlach.
't Bier klokte in de dorstige kelen ... Kaethe deed het orgel spelen, en
weer zong Franske met zijn neus-tenor een sentimenteel
tingel-tangelliedje. Geert knabbelde voort. 't Vet droop hem in den
baard. Met groote teugen spoelde hij 't schuimende dikke gersten naar
binnen: zijn oogen flikkerden genotvol.
|