trage galmen sloeg het vier uur, op de huisklok ...
* * * * *
's Anderdaags was het laat vooraleer Geerten op de kaai kwam. Eerst
durfde hij niet gaan, eindelijk had hij zijn schaamte overwonnen: Zouden
die moedige mannen blijven voortwerken, wanneer een polies naderde? Dat
wist hij wel beter ...
Het weder was opgeklaard. De lage zon wierp op alles een zachten schijn,
deed lichttikkelingen dansen op de nog schuimgekopte golfjes ...
't Zal toch nog regenen, meende Geerten ...
Suske, Venijnige Charel, Domien en heel het zooitje, stonden bijeen,
toen Geerten, de handen diep in de broekzakken, met zwalkenden gang, hen
naderde ...
Seffens vraagden ze hem, nieuwsgierig en drukdoende, naar zijn
wedervaren van den vorigen nacht. De uitslag was hun reeds lang bekend,
want Rik Schampavie en zijn kameraden--de onderkruipers!--waren al een
keer of twee overgevaren met "typen" van de Yachtclub. Tegelijkertijd
brachten ze elkaar op de hoogte van de schade, die de storm van den
nacht aan enkele yachten had aangericht ... Wel hadden ze den Rik hooren
sakkeren en vloeken alle duivelen uit de hel, bij 't bergen van zijn
zeil, maar hij was toch vertrokken ... dus was alles mislukt ...
Geerten moest bekennen en hij schaamde zich weer ... hij, die doorging
voor den sterksten man van heel den "bassin", was gaan vluchten voor den
helm van een spichtig-mager politiemanneken.
"Wat 'n vijg!" spotte Venijnige Charel half-luid, "'t was verdomd juist
de Sprot, die hier dezen nacht de wacht had,--zoo'n vijg."
Geerten hoorde het, verkropte zijn spijt, vroeg in-eens naar Franske
dien hij niet ontwaarde, zoo maar om 't gesprek af te leiden ...
"Bij Lowis blijven slapen ... wat nu ..." schamperlachte Charel ...
Geerten stoof op: "Als ge dat nog zegt eh, breek ik U armen en beenen!
Venijnige beest!"
--"'k Zeg de waarheid," snauwde de andere terug.
"Sakkerdju!" vloekte Basse rauw, rood van woede, bijna stikkend ... Met
een forschen zwaai sloeg hij zijn rechterarm om Charels lijf, trachtte
met de linkerhand zijn tegenstrever bij het leelijke hoofd te vatten.
"Hardi," kisten de toegeloopen omstanders, krachtige
buildragersgestalten met bloote borst, tusschen de donker blauwe truien
der bootjesroeiers.
Charel wankelde, viel ... Zijn kop bonsde op de bonkig-puntige kasseide,
bloed sijpelde langs zijn haren ... De twee vechters rolden in 't slijk,
lagen een pooze roerloos, zwaar ademend.
"Hardi!
|