Dat werd Geertens troostgedachte, waaraan hij zich vastklemde en die hem
over alle geleden smart heenzette. Dat zou zijn wraak wezen! Bersten
moesten ze! Lowis en Franske en Charel en heel den "bataclan." Maar
Lowis zou hij niet lossen, dat niet! Liever verloor hij zijn rechter
hand ...
De plezante bazin, welke gehoord had van het gevecht door Geerten voor
haar geleverd, was er door gevleid, en wel inziende hoe onmisbaar hij
voor haar bedrijf was, had ze eenigszins berouw gekregen, dat ze hem met
Franske bedrogen had ... Maar den jongen, krachtig-levenslustigen roeier
met het lenige lijf en het mooie haast fijnbesneden nauw-zongebruinde
aangezicht, wilde ze ook niet lossen ... vooral nu niet meer ... Ze
peinsde en herpeinsde, wikte en woog, tot heur breed geweten zich
tevreden stelde met de zoete oplossing, ze alle bei te houden--den
jongeren uit groote verwachtende liefde, en in stilte ... den ouderen om
zijn diensten, en openlijk ... Zoo was het goed want op Franske, kon ze
niet zoo erg rekenen: hij was veel jeugdiger dan zij en vroeg of laat
trouwde hij toch eens met zijn eigen lief, waarmee hij kamerde. Heel
ijverzuchtig was ze niet, wijl ze 't leven nam lijk het komen wilde,
hetgeen heur steeds voordeel gebracht had. Geerten bleef weg ... Ze
besloot ten langen leste hem te schrijven, wel-bewust dat hij gaarne
genoeg terugkomen zou, maar niet durfde ... 't Kostte haar oneindig
groote moeite om met de zwaar geringde vingeren der stramme ongeoefende
hand, zoo delikaat mogelijk, zonder vooral haar eigen waardigheid en
fierheid eraan te wagen, de niet gewillig-opwellende denkbeelden op
papier te brengen ... Kaethe moest helpen ...
/*
Liefe geert:
Kompt toch gauw vroem, want we missen uw hard...
Lot de mense mor chouwele en geloofd alleen uw trouwe Lowis...
*/
* * * * *
Dienzelfden avond nog was Geerten terug bij zijn geliefde en liet zich
heur streelingen welgevallen, want ook in zijn gemoed was alles rustig
geworden na lang nadenken. Waarom zou hij jaloersch zijn, waarom als 't
misschien niet eens waar was, wat de babbelkousen rammelden ... en al was
't nu zoo, hem kon 't niet schelen, als hij maar de bovenste bleef ...
Meer mocht hij immers niet verlangen van iemand met een estaminet als
die van Lowis ... Zijn motorboot vulde thans veel meer zijn zinnen, dan
de vleeschelijke vrouw.
Toen Geerten terug aan de ponton verscheen, waar gedienstige tongen
reeds alles aan het klok
|