aar bij zijn vrouw geslapen ...
Ah-ah-ah!... Veel kinderen wilde hij niet!... Ah-ah-ah!... Dien H.
Jozef!... Niet kwaad zijn, zulle Geerten!... 't Is maar bij manier van
spreken!" ...
Dat was 't oude geschiedenisje, dat hij vroeger zoo dikwijls had moeten
slikken en waardoor uitgelegd werd, waarom zijn zuster Sophie, de bloem
van 't kwartier, juist tien jaar jonger was dan hij ...
Wanneer de laatste achterblijver binnen was, begon de beraadslaging ...
Venijnige Charel deed een verwoeden uitval, waarin de motorbootjes
vervloekt werden, en de invoerders voor uitgekochten--een woord, dat
hij op de laatste socialistische meeting gehoord had--van 'nen vuilen
herbergier, gescholden werden ...
Hoe heviger de door jenever en bierdampen opgewonden spreker donderde,
zich heesch schreeuwde, zijn tanig-onbeduidend gezicht waarin de oogen
uitpuilden, rooder werd, hoe meer Geerten bijna-onverschillig luisterend
de noodzakelijkheid begon in te zien, om zelf een motorbootje te
bezitten ...
Zich hullend in dikke rookwolken, peinsde hij, wikte en woog, herkauwend
wat gedurende den heelen dag niet uit zijn kop was geweest, wat hem meer
vervuld had dan de gedachte aan Lowis: hij zou kost wat kost een
moteurken bezitten ... Een teug slurpend aan zijn nog vol glas, mengde
hij zich een oogenblik in 't verwoede, dol rumoerige gesprek ...
"'t Is dien smeerlap van 'nen Rik Schampavie, die 't eerst akkoord heeft
geslagen met den baas uit 't Fleschken aan de Werf ..."
De roeiers luisterden aandachtig, of hun eene openbaring werd gedaan ...
"En die heeft hem 't geld geleend ... en nu moet den Rik, iederen dag een
deel van de winst afstaan tot afkorting ... en daarbij 'nen grooten
percent betalen!" ...
Neen, een eigen bootje wilde Geerten. Nog een beetje geduld maar--innerlijk
jubelde hij--dan zouden ze den sterken Basse hooren tuffen tot over 't
water ... Vader had wel wat geld ... Sophie gaf hem bovendien ieder jaar
een twee honderd frank, rekende hij ... dat kon onmogelijk opgaan ... en ...
--"Nog een pint Geert?" vroeg vriendelijk Kaethe de serveuse..
--"Ja, en 'nen beste erbij" ...
... Vader kon toch niet eeuwig leven ... hij was erg ziek ... bediend ...
't winterde fel ... wie weet?...
Terwijl Geerten mijmerend en afgetrokken volgde het razen der anderen,
wier woorden beukten en scholden, als vloeken rolden uit de van
toorn-verhitte, brutaal-stoeregezichten, hield Franske de oogen niet af
van Lowis, die met een dronke
|