en als vuur,
dijne blikken doorboren mijn hart.... O, beroof mij niet van mijnen
zielevrede.
DE DUIVEL.--Altijd even koud! Was hetzelfde vuur in dijnen boezem, du
zouds den gloed mijner handen niet voelen. Zie, wreede, daar vergaat
mij het leven van pijn; mijne oogen breken.... Du moords dijnen
trouwen vriend, en du ziets ongevoelig neer op zijnen dood. O
erbarmen, erbarmen! (_Hij knielt voor haar_.)
HET MEISJE, _medelijdend_.--Arme Lodewijk! kon ik dijne smarten
verlichten, ik deed het gaarne.
DE DUIVEL.--Du kans het, lieve! Zeg, dat du mij toebehooren wils, dat
du niemand boven mij bemins.
HET MEISJE.--Lodewijk, ik heb eene moeder: haar bemin ik ook.
DE DUIVEL.--Het zij zoo, bemin dijne moeder.
HET MEISJE.--Ik heb eenen broeder.
DE DUIVEL.--Bemin ook dijnen broeder; maar zeg, dat du de mijne wils
zijn, dat du niets anders boven mij bemins.
HET MEISJE.--En zoo ik het zegge, Lodewijk?
DE DUIVEL.--O, lieve Rosa, dan sterf ik niet en leef eeuwig in dijne
liefde!
DE ENGEL.--Rosa, Rosa, zals du eenen mensch beminnen boven dijnen
God?
HET MEISJE.--O, ik bemin mijnen God. Maar hij sterft, mijn arme
vriend; zou ik hem niet troosten?
DE DUIVEL.--Rosa, Rosa! Haast du het zaligend woord te spreken:
reeds voel ik den dood in mijnen boezem zinken.
HET MEISJE.--Ik sprake het woord, vreesde ik niet den Heer te
vergrammen.
DE DUIVEL.--O, du bemins mij niet, wreede Rosa. Du verblijds dij in
mijnen dood. Zie, daar begint mijn hart te bloeden van smart: zie,
mijn hoofd zinkt ter aarde.... Haastig, haastig, dijn reddend woord!
DE ENGEL.--Rosa, Rosa, spreek niet, ongelukkig maagdelijn!
HET MEISJE.--Zal hij dan hulpeloos sterven, mijn arme vriend?
DE ENGEL, _haastig_.--Rosa, beslis over dijn lot; daar voor u ligt
een menschenbeeld, dat lijdt en zegt van minnepijn te sterven.--In
den hemel, op den hoogsten troon, zit een Godmensch, die dij zijne
liefde geschonken heeft, die zijn bloed op den Golgotha bij stroomen
voor dijne zaligheid heeft vergoten....
De DUIVEL.--O medelijden, medelijden met mij!
HET MEISJE.--Ik verdwaal! Wat gedaan! Arme Lodewijk!
DE ENGEL, _met wanhoop_.--Rosa, dijn uur gaat slaan! O, lieve, zie
mijne vlietende tranen! Daar, daar is de dood.... Haastig, spreek
dijn vonnis of dijne verzaliging.--Behoors du den jongeling en der
wereld, of dijnen God, dijnen verlosser, den minnaar dijner ziele.
Wien, wien zals du behooren, den gekruisten Jezus of den wulpschen
jongeling? Spreek
|