FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60  
61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   >>   >|  
s zijner wangen; de scherpe winterzon schoot hare schuinsche stralen op zijnen blinkenden schedel. Hij bracht zijne beenige en magere hand aan zijn ooglid, en, terwijl het smartwater op zijne wang droogde, wees hij met zijnen vochtigen vinger vooruit en sprak: "Zoo naakt als de velden, zoo nevelig als de lucht, zoo dor als het geboomte, zoo koud als het ijs der slapende beek is ook mijn hart. Want ik heb diep in mijne borst gewroet, en aan den geest, die mij verlevendigt, rekening zijner geheimste aandoeningen gevraagd. En naar het raadselwoord van alles, naar het onbegrijpelijk _grondbeginsel_ gezocht. Dit onderzoek was eene godslastering; de straf, die er op volge, was zwaar om te dragen. Bij ieder antwoord, dat de geest mij gaf, ontviel mij een deel mijner genietingskracht; bij elk gevonden raadselwoord verdroogde het troostend geloof en het steunend betrouwen in mijnen boezem. Alles werd logen en bedrog in mijn oog: logen en valschheid, tot de dienst Gods zelf. De bekoorlijke schimmen der jeugd ontgingen mij ontijdig;--mijne wenkbrauwen zonken over mijne oogen;--twee breede rimpels verwisselden elkander steeds op mijn voorhoofd, en koude en drukkende gepeinzen werden mijn aandeel. Ik bereikte den Winter des levens, zonder de zachte schaduw des Zomers of de vruchten van den Herfst gezien te bebben." * * * * * Medelijden drong in mijnen boezem, en ik antwoordde met zachte stem: "O, vader, indien de nevel des ouderdoms boven uw leven hangt, indien de aarde uw hoofd tot zich trekt. Kunt gij dan uw treurend hart niet meer door heugenis van betere tijden troosten en voeden? Kan de hoop op een zalig en beter leven u niet verkwikken en ondersteunen,--dat gij weenend ten grave zinkt?" "Kind!" hernam de grijsaard met eenen galbiteren glimlach, "gij kent des menschens leven niet!" Eens was ik jong en vermogend, als gij nu zijt; rozen blonken op mijne wangen,--en alles lachte mij toe in de gulle natuur. Mijn oog verstond hare tooverende kleuren en spelende gedaanten. En dan bewonderde ik het werk des Scheppers; want dan geloofde ik.--Ik kon bidden en danken. Maar de dagen der kindsheid gingen voorbij,--als het schitterend dwaallicht, dat bij eenen zoelen zomernacht zich blij en dansend verheft en uitdooft--om nimmer, nimmer weder zoo vroolijk te schijnen. Ik geloofde alsdan, dat het leven altijd vreugde genoeg geven zou om het lijden te kunnen vergeten.
PREV.   NEXT  
|<   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60  
61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   >>   >|  



Top keywords:

indien

 

zachte

 

boezem

 

mijnen

 

raadselwoord

 

wangen

 

nimmer

 

zijnen

 

geloofde

 
zijner

alsdan
 

schijnen

 

vreugde

 
genoeg
 

treurend

 

altijd

 
tijden
 

vroolijk

 
betere
 

troosten


voeden
 

heugenis

 

bebben

 

gezien

 

Medelijden

 

antwoordde

 

Herfst

 

vruchten

 

vergeten

 

schaduw


Zomers

 

lijden

 

kunnen

 
ouderdoms
 

ondersteunen

 

kindsheid

 

gingen

 
voorbij
 

blonken

 
lachte

schitterend
 
natuur
 

gedaanten

 

spelende

 

bewonderde

 

Scheppers

 

kleuren

 

tooverende

 
danken
 

verstond