dward_.--Het wordt aan u niet gevraagd, schreeuwer.
Gij, Victor, spel het laatste woord.
VICTOR, _onverstaanbaar en zeer gauw_.--*Abchg*--hang ...
chrstgen--gen--hangen.
DE MEESTER, _het hoofd schuddende_.--Genoeg, genoeg. Wij zullen het
namiddag spellen.--De kleine Catechismussen weg.--De eerste les!
(_Groot gerucht van kassen en banken. De leerlingen steken hunne
cahiers in de laden der lessenaars; de meesten leggen hunne
catechismussen open op hunne knieen om beter te kunnen antwoorden.
Victor en Karel ziet men niet; zij zitten onder de schrijtafel_.)
DE MEESTER.--_Attention_ op de eerste les! Edward, hoevele Goden zijn
er?
EDWARD, _driftig en gauw_.--Drie,--'k wil zeggen twee,--neen, maar
een.
DE MEESTER.--Wat! drie? bottekop! Gij, Victor, hoevele Goden zijn er?
VICTOR, _zijn hoofd onder de tafel uitstekende_.--Zeven:
hoovaardigheid, gulzigheid, luiheid, nijd....
De MEESTER.--Houd op, ketter! _Dat_ weet nog niet, hoeveel Goden dat
er zijn. Gaat gij van onder de tafel komen? Wat doet gij daar weer?
EDWARD.--Zij spelen met de marbollen in de drie puttekens, meester!
FRANS.--Neen, wel, meester, ze doen _klontjen-trek_ en _witbier-zet_
met krieksteenen![37]
DE MEESTER _neemt een reglet en slaat in het wilde onder de
tafel_.--Schelmen, er uit!--gauw! of ik sla u armen en beenen
vaneen....
VICTOR en KAREL, _onder de tafel heen- en weer kruipende_--Ai mij! 't
is in mijn oog!--Ai ai, mijnen kop!--Och God, mijnen neus!
(_Zij komen huilend van onder de tafel. Een van Victors oogen is rood
en schijnt eenen harden slag ontvangen te hebben._)
DE MEESTER, _bij Victor gaande, streelend_.--Victor, Victor, nu ziet
gij wat er van komt. (_Hij neemt hem zoetjes bij de hand._) Kom hier,
jongen; zit aan de groote tafel.--Ge moogt in de eerste klasse
gaan,--ik zal u een nieuw boek geven.
VICTOR, _binnensmonds_.--Dief, dief, na.
(_Er wordt aan de deur gebeld; de meester doet open._)
VROUW VAN LAER, _moeder van Victor_.--Goeden dag, meester Verdonck.
Ik kom eens zien naar mijnen jongen. Ik ben daar naar de markt
geweest, om wat selder en ajuin te koopen, gelijk een mensch zoo al
noodig heeft in zijn huishouden; en ik zeide zoo in mij zelve: wacht,
zeide ik, ik zal eens naar mijnen Victor gaan zien. Zijt gij er
tevreden over?
DE MEESTER, _met fleemende stem_.--Ten uiterste, madam Van Laer.
Victor is wijs,--niet waar, Victor? Het is een mijner beste
leerlingen;--hij is daareven nog eene klasse verhoog
|