Dahlia?"--Vruchteloos doet gij pogingen om hem op een ander onderwerp
te brengen: zeg hem, dat de vierentwintig artikelen[45] zijn
aangenomen, hij beziet u als een inwoner der maan, die van geene
artikels weet. Zeg hem, dat het huis van zijnen besten vriend is
afgebrand, hij zal u antwoorden: "Die had schoone Dahlia's. Men zal
ze zeker onder den voet geloopen hebben:--dit zou spijt
zijn!"--Spreek hem van een meesterstuk, door de hand van Wappers
voltooid, hij zal met kleinachting uitroepen: "Wie kan er een Dahlia
schilderen? Onmogelijk! onmogelijk!"
--Verhaal hem, hoe zijn oudste zoon een buitensporig leven leidt, hij
zal beweeren, dat dit alleenlijk daaruit voorkomt, dat de jongeling
meer liefde gevoelt voor meisjes en herbergen dan voor Dahlia's.
--En ditmaal zal hij toch eens gelijk hebben. Vraag hem verder naar den
ouderdom zijner kinderen; hij ligt er mee in de war en geeft de jaren
van Sophia aan Jozef: alles, wat hem aangaat, heeft hij vergeten.
Integendeel kent hij de geschiedenis van de Dahlia van buiten en zal op
een rolleken zeggen dat de Dahlia oorspronkelijk is uit Mexico, in
Amerika, waar zij in het wilde groeit en slechts _enkele_ bloemen als
starren geeft,--dat zij haren naam ontleent van Andries Dahl, eenen
Zweedschen kruidkundige, wien zij uit achting werd opgedragen,--dat deze
plant in het jaar 1789 eerst uit Mexico naar Spanje werd overgezonden
door Vicente Cervantes, bestierder van den Mexicaanschen
kruidenhof,--dat de groote Plantenhof van Parijs haar eerst in 1802
verkreeg, enz.
Ik zou u niet raden, in zulk een oogenblik de dwaze drift van den
liefhebber te berispen en hierdoor te toonen, dat gij iets boven de
Dahlia's schat; want hij zou u een bloedvijand worden, en u zelfs,
gedurende zijn gansche leven, het _goeden dag_ weigeren.--Hij, die
anders zoo zachtmoedig is, dat hij zijne duiven en konijnen bij
zijnen gebuur moet laten dooden, durft wel vechten en slaan, wanneer
het op de eer van eene Dahlia uitkomt. En, ziet gij hem ooit met een
blauw oog te voorschijn komen, beschuldig zijne goede vrouw toch
niet: het is de eene of andere Dahlia's-liefhebber, die hem dus heeft
toegesteld.--Gij moogt ook niet gelooven, dat deze man andere bloemen
onder zijn gezicht lijden kan; de Roos is niets voor hem; de
geurrijke Anjelier[46] vertrapt hij met voeten; de overvloedige
bloemende Wolroos[47] geeft hij aan zijne geit; zijn mesthoop bestaat
uit de ontwortelde planten van Okulei,--Pioen,--Tuiltje,--
|