Vingerhoed,--
Violier,--Beverken,--Veldklok,--Knaptand,--Lelie,--Brikel[48]
en uit andere lieve, zonderlinge of glansrijke bloemen, zoozeer door
onze vaderen bemind en nu door den Dahlia's-liefhebber als onkruid
gehaat.
Tot het grootste ongeluk van den Dahlia's-zot heeft de Schepper in
zijne alwijsheid goed gevonden, dat de Zomer geene twaalf maanden
lang zou duren. Dit verkort schrikkelijk het leven van onzen
liefhebber. Gij weet, goede lezers, dat de _Marmot_ een dier is, dat
gedurende vier wintermaanden zonder beweging en zonder gevoel ligt te
slapen, en niet ontwaakt voordat de zon de aarde met kruiden komt
begroenen. De Dahlia's-liefhebber gelijkt wonderwel aan dit dier:
zoodra de naderende vorst hem verplicht heeft zijne Dahlia-wortelen
in den kelder te brengen te brengen, vergaat in eens al het schoone
van zijn leven; zijn hart wordt koud, zijne oogen weifelend, zijne
bewegingen langzaam, en hij vervalt inderdaad in eenen slaap des
geestes, tot bij het aanbreken der Lente. Deze mijmering, dit
levensverdriet is hinderloos; zelfs ziet hij dan nog wel eens zijne
lang vergetene vrienden; hij betoont eene stille genegenheid voor
vrouw en kinderen, slaat eene slepende aandacht op zijne
veronachtzaamde huiszaken en verdient alleszins den naam van een goed
mensch. Men mag zeggen, dat niemand zoo onmiddellijk onder den
invloed des hemels geplaatst is als hij; niet zoo haast is de eerste
maand van het Nieuwjaar verloopen, of hij werpt iederen dag eenen
langen blik in de hoogte; is de hemel blauw, dan glinsteren zijne
oogen den verkwikkenden azuurkolk tegen; is de hemel grijs en
nevelig, dan zakt er een floers van droefheid over zijn versomberd
gezicht. Na eene lange en pijnlijke afwachting komt eindelijk die
trage en luie maand Maart het sneeuwgezinde Februari verjagen. De
Dahlia's-liefhebber staat eens des morgens vroeg op: hij voelt reeds
van in zijne slaapkamer, dat er gedurende den nacht eene
natuurverandering is geschied; zijn hart klopt, zijn bloed stroomt;
hij kleedt zich bevend en ontsteld. Gelijk Noach in dergelijken
toestand deed, opent hij het venster zijner arke, maar in stede van
eene duive uit te zenden, loopt hij zelf de trap af, opent de deur en
springt den hof in.
Zie, wat schoone uitdrukking van zaligheid verheldert zijn gelaat;
hij meet de hemeldiepte met zijn aanbiddend oog, en als de
losgelatene duive van Noach slaat hij met zijne armen, om zich de
verstramde leden los te maken. Indien gij opmerk
|