aande in vollen
bloei, in hoogste praal! Daar staat _Miss Colt_, de satijnen roos,
daar _Conqueror_, het fijn geplooid bruin fluweel; hier _Fireball_,
de gloeiende vuurbol, en de tweekleurige _Nonpareil_; verder de
gulden _Topaas_, de zilveren _Virgin Queen_ en de zwarte _Sambo_.
Duizende andere Dahlia's vertoonen zich in het verschiet; hunne
veelkleurige bloemen, als in een onmeetbaar dambord dooreengeschikt,
doen het oog van den ontheven liefhebber verdwalen. Het schijnt hem,
dat de zon eenen overvloed van hare rijkste stralen in zijnen
vochtigen kelder gestort heeft; hij voelt zich door eene streelende
lucht omvangen, door eenen verleidenden geur bewierooken. In een
woord, een Paradijs van ongekend zielsgenoegen is hem geschonken. O,
Dahlia, hoe mildelijk toch beloont gij uwen dienaar!
De droomende heer Fruyts bleef langen tijd onder deze verleidende
begoocheling. Eindelijk verging toch het toovertooneel; dan wierp hij
eenen fieren blik op een houten baksken, dat in eenen hoek van den
kelder, op de hoogste schab stond,--en sprak mompelend:
"Daar, in dat houten baksken, ligt mijne _Striata Formosissima_ zoo
gerust op een bed van zemelen te slapen. _Striata Formosissima!_
edele bloem! Zij hebben gezegd, dat gij de _Striped perfection_ niet
zult overwinnen; maar zij kennen u niet. Zij weten niet, hoe uwe
bruine purperstrepen uit uw wit hart glinsterend stralen. Ja, zij
durven de doffe vlekken van _Striped perfection_ bij uwe
anjelierische bestreping vergelijken[55]. O, zij dwalen: de nijd
verblindt hen; maar gij zult u wreken, gij zult de medailles overal
wegrukken...."
Wij zullen M. Fruyts in zijnen kelder met zijne teergeliefde wortelen
laten, om eens bij zijne vrouw in de keuken te gaan. De jonge
verloofde van Bielens zoon was juist uit de stad te huis gekomen.
Daar zij voorbij de woning van haren toekomenden man gegaan was,
twijfelen wij niet, of hij had haar ter vlucht eenige woorden van
zijne komst getoetst; want niet zoodra had zij hare moeder gegroet,
of zij voegde er haastig bij:
"Moeder, Frans zal meteen komen, om aan vader nu bescheid te vragen.
Zult gij hem wat helpen?"
De goede vrouw bracht de hand streelend op het voorhoofd harer
dochter en antwoordde:
"Ja, ja, kind, laat mij maar doen. Als het vandaag niet gelukt, dan
komt het er nooit van. Uw vader is in eene goede luim: hij is bezig
met zijne Dahlia's uit den kelder te halen."
Dit nieuws scheen de dochter te verheugen.
"Ha!" riep zij
|