begint
te weenen_.)
DE MOEDER, _met spotternij_.--Maar hoe kan een mensch van
vijfenveertig jaar toch zoo zagen!--Wanneer zullen wij nu eens weten,
wie er dood is?
DE VADER.--Ja, gij venijnig wijf, gij spot altijd met mijn verdriet.
Dat weet _ik_, wat er gebeurd is, en ik zal het niet gauw vergeten.
Tien jaren verkorting van mijn leven!
DE JONGELING.--Nu, Mijnheer Fruyts, zeg mij toch eens, wat nieuw
ongeluk mijn vader u veroorzaakt heeft?
DE VADER, _in den uiterste toorn. Er komt een traan in zijne
oogen_.--Ja, uw valsche vader wist, dat ik eene Dahlia had, gelijk er
geene in honderd uren in het rond is. Dit benijdde hij weer, omdat
hij wel kon denken, dat ik dit jaar de medaille zou winnen.... Maar,
o schelmerij! (_Hij geeft aan zijne stem een fleemenden toon_.) Jan,
zegt hij met eenen loozen treek, Jan, leg uwe _Striata Formosissima_
in eenen bak met zemelen; dan zal zij goed droog blijven.--En wat is
er geschied?--Zie, ik kan mijne gramschap niet bedwingen....
DE VROUW.--Welnu, wat is er geschied, zageman?
DE MAN, _met droefheid_.--Wat er geschied is! Luister, wat
verraderij! De ratten zijn naar de zemelen gekomen, en als die meest
opgegeten waren, hebben zij mijne _Striata Formosissima_ ook
opgeknabbeld. Weet gij het nu?
DE VROUW, _hem uitlachende_.--Wel, wel, is het anders niet? Blijven
er geene dooden? Geene armen of beenen gebroken? Moet gij daarom zoo
te werk gaan en de geburen doen zeggen dat de ratten het huwelijk
uwer dochter overgebeten hebben?
DE VADER.--Anders niet, anders niet! (_Tot den jongeling_.) Mijn huis
uit, flierefluiter.--Gauw!
DE DOCHTER, _weenend_.--Och, vader lief, jaag hem niet weg! Gij hebt
beloofd, dat wij mochten trouwen.
DE VADER.--Trouwen? Met den zoon van mijnen grootsten vijand,--met
den valschaard, die mijne _Striata Formosissima_ aan de ratten
overgeleverd heeft? Trouwen? Nooit! Dan geef ik u nog liever aan den
bult van Okeren.
DE MOEDER.--Hoor, het heeft nu lang genoeg geduurd. Ik zal er eens
kort spel mede maken. (_Zij vat haren man bij den schouder en zet hem
ten huize uit. Zij sluit de deur toe_.)
M. Fruyts bleef eenige oogenblikken voor de deur staan; doch ziende,
dat ze voor goed gesloten was, begaf hij zich met wankelende stappen
naar de plek gronds, waarop hij zijne Dahlia's voornemens was te
planten. Hij hield nog altijd het stuk wortel van zijne _Striata
Formosissima_ in de hand, en wrong het stuiptrekkend tusschen zijne
gespannen vingeren. Zi
|