l het u: zijt niet bevreesd, wat gij hooren
of zien moogt!"
De plechtige waarschuwing van den ouden man had een verkeerd
uitwerksel: nu begon men eerst voor goed te beven en onder eene
doodsche stilte dicht bij elkander te dringen. Eene oude vrouw viel
in onmacht en gaf aan vier of vijf der vreesachtigsten de gelegenheid
om, onder voorwendsel van haar weg te dragen, de tooverkamer met eere
te verlaten. Intusschen waren aller oogen op de naald van het uurwerk
gevestigd.
Nog vijf minuten!
In een gesloten graf kon het niet stiller en akeliger zijn. Maar nu
begon de arme hond op eenmaal te beven; met zijnen muil in de hoogte,
borst hij los in een klagend gehuil, alsof er iemand in de buurt op
sterven lag. De schrikverwekkende galmen brachten de verwarring onder
de vrouwen ten top; men hoorde eenige stoelen kraken en eenige wijven
ten gronde vallen, doch dan werd het opnieuw zoo stil als te voren;
de hond alleen bleef de kamer met weeklachten vervullen.
Nog twee minuten!
De oude man stond op en nam het bloedend hart in de eene hand en den
breipriem in de andere. Met het oog op de naald van het uurwerk
gevestigd, stond hij gereed om te steken....
Eensklaps hoorde men aan de voordeur een gerucht en zware stappen,
als van iemand, die met eenen stok gaat.
"Daar is zij! daar is zij!" huilden de bange vrouwen, terwijl zij
elkander met hevigheid vastklitsten en te gaar in eenen hoek
overhoop nedervielen.
De deur ging open.--Tot groote verbazing der vrouwen en zelfs van den
toovenaar, was het geheel iets anders dan de heks.... Twee gendarmes
en de commissaris van politie! Met eene wonderlijke gezwindheid
klampten de gendarmes den ouden vent bij den kraag, trokken hem met
geweld van de tafel en rukten hem insgelijks den breipriem uit de
hand.
Nog eene minuut!
"Man, gij moet ons volgen!" sprak de commissaris.
"Wat kwaad doe ik?" vroeg de grijsaard bevend.
"Dat raakt mij niet," was het antwoord, "gij oefent onwettelijk de
geneeskunde uit. Dit is verboden."
De oude man wierp eenen blik op het uurwerk en zag, dat het twaalf
uren ging slaan.
"Oh," riep hij in de uiterste wanhoop, "nog een oogenblik, een kort
oogenblik slechts! Ik smeek u, o! nog eene halve minuut! Doet het, of
gij doodt iemand met uwe handen!"
"Neen, neen!" sprak een der gendarmes, "gij moet ons op staanden voet
volgen, of wij doen u de duimkens aan! Gij zijt oud, het zou u groote
pijn veroorzaken.... Zoo, kom aan!"
Eene onbegrijpel
|