ik moet mijne keuken gaan oppassen; maar ik zou
gaarne hebben, dat gij mijnen zoon leerdet pennen vermaken; want hij
wil thuis nooit schrijven, omdat zijne pennen altijd te vet of te
mager zijn, volgens dat hij zegt.
DE MEESTER.--Is 't anders niets, madam Van Laer? Wel, ik zal het hem
op het oogenblik leeren, dat gij het ziet; ik geloof zelfs dat hij
het reeds kan.
EDWARD, _tot Karel_.--Ja, _pennekepik_ kan hij beter, eh?
KAREL, _roepende_.--Meester, Edward lacht u uit!
EDWARD.--Neen wel, meester, hij is het zelf.--Hij zegt, dat Victor
beter _pennekepik_ kan!
DE MEESTER, _dreigend_.--_Silence_, daar, zagemannen! of ik zet u de
school af.... (_Stilte_.) _Allons_, Victor, let wel op, ik zal het u
eens voordoen. (_Hij vermaakt langzaam eene pen en zegt opvolgend_:)
Gij neemt eene pen in de rechterhand en laat ze overgaan in de
linkerhand; dan legt gij ze op haren rug en snijdt ze den bek met
eene groote snee open. Dan legt gij ze op haren buik en geeft ze weer
eene snee....
PIET, _schreeuwende_.--Meester, meester! daar vliegt een
_meuldener_[40] in de school! Pst! Pst!
AL DE LEERLINGEN.--Hoera! Hoera!--Pakt hem!--Hoe na of ik had hem!
Hier, daar, pst! pst!
(_Zij werpen met klakken en cahiers naar den kever. Alles geraakt het
onderste boven in de school. Vr. Van Laer, die voor de kevers
schrikt, weet niet, waar zich te bergen. Tot overmaat van ongeluk
vliegt de kever haar in het haar._)
VR. VAN LAER, _met bange stem_.--Och! och! meester, verlos mij van
dat ongediert of ik krijg er iets van. Foei, foei, het is venijn!
(_De meester neemt den kever van haar hoofd_.) Ai, mij! daar houd ik
eenen schrik van. Het zinkt altemaal in mijn' beenen. Wel, meester,
wat beklaag ik u,--wat moet gij al uitstaan van die deugnieten. Dat
het de mijne waren, ik zou ze anders leeren dansen.
DE MEESTER, _met gramschap rondziende_.--Ik zal u straks spreken!
(_Stilte_.) _Allons_, Victor, vermaak nu eens eene pen. Eerst op
haren rug, dan op haren buik ... zooals ik u gezegd heb. (_Hij geeft
eene pen en een pennemes aan Victor_.)
VICTOR, _met ongeduld_.--Weet ik nu haren buik, eh? Waar is nu haar
buik?
DE MEESTER.--Snijd er maar stoutelijk door, Victor.--Geef ze maar
eene goede snee.
(_Victor snijdt met drift, doch in stede van de pen den bek af te
snijden, geeft hij zich zelven eene diepe snede in den vinger en laat
zich huilend achterover vallen. Hij bloedt sterk._)
VR. VAN LAER, _bleek van schrik en angst. Zij ne
|