et oude wijf gaf ten minste aan alle
bijzijnde personen, behalve aan den dokter en aan mij, de
overtuiging, dat zij inderdaad betooverd was.
Wat hier ook van zij, het vervolg scheen hare schrikkelijke gedachte
te bevestigen. Gedurende vijf jaren bleven hare oogen even
glinsterend, hare wangen even geel en glasachtig. Geene andere
verandering bemerkte men in haar dan eene altijd toenemende
vermagering des lichaams, en al vroeg begon elkeen te zien, dat de
dood het betooverde meisje met een rood kruis geteekend had en
welhaast om zijn slachtoffer zou komen. Alle jaren, op den dag en het
uur harer ontmoeting met het oude wijf, overviel haar plotseling eene
slaapziekte, die, als de eerste, telkens achtenveertig uren duurde.
In deze zonderlinge kwaal moest zij ijselijke dingen hooren, zien en
lijden; dit kon men genoeg uit eenige afgebrokene klachten en woorden
vermoeden; maar noch beloften noch bedreigingen konden haar doen
zeggen, wat zij dan voelde of zag. Een geheim en voor haar
schrikkelijk geweld dwong haar tot stilzwijgen over dit punt. Zij
vertelde echter aan wie het hooren wilde, dat zij alle nachten, op
slag van twaalf uren, hare deur hoorde opengaan en de oude tooverheks
zag verschijnen; dat deze booze vrouw, bij het bed genaderd zijnde,
op haar lichaam klom en haar tot een uur met de knieen de borst te
pletten duwde, dat leven en gevoel haar van pijn ontgingen, zonder
dat zij schreeuwen kon of opstaan.
Eens hadden twee vrouwen, die aan deze verschijning niet geloofden,
de stoutmoedigheid genomen, om bij haar bed te waken, terwijl zij
sliep. Zij zagen de tooverheks niet: maar op slag van twaalf uren
ontsloot de slapende hare blinkende oogen en begon zweetend en met
een schrikkelijk gorgelgeluid tegen een onzichtbaar voorwerp, dat op
hare borst liggen moest, te worstelen en te vechten, en een zoo
akelig gelaat te krijgen, dat de twee vrouwen van benauwdheid de
kamer waren ontvlucht.
Het gedurig en onuitsprekelijk lijden belette Theresia niet haar
gewoon handwerk te doen. Dezen toestand zag zij aan als haar
onwederroepelijk lot, en alhoewel zij de geburen liet begaan met
geneesheeren en middelen voor hare kwaal te zoeken, scheen zij zelve
onverschillig aan deze pogingen te blijven. Men begrijpt wel, dat
alle kwakzalvers en alle bezitters van geheimen tegen tooverij hier
waren geraadpleegd geweest. Men had alle soorten van woorden, in
bekende en onbekende talen, over de zieke dochter gesproken; zij was
met ee
|