a uwe smart.
God wil het! Ik heb sedert weinig tijd geleerd, mij aan Zijnen
almachtigen wil te onderwerpen. Kon ik door deze onderwerping Zijne
genade, Zijne barmhartigheid winnen! Maar, eilaas, ik voel het wel,
de beproeving is nog niet gedaan.--Pieter, mijn vriend, ik verzoek
u, dat gij u spoedig naar mijnen zaakwaarnemer begevet: zeg hem, dat
hij heden nog den wissel betale van mijnheer Soeteveld, die gevangen
zit. Neem ook deze beurs; zij bevat eenige goudstukken. Draag ze tot
vrouw Soeteveld, mijne schoonzuster, dezelfde, die hier dezen morgen
was, en bid haar, dat zij onmiddellijk gelieve bij mij te komen.
Verhaal haar mijn ongeluk en mijn lijden; zij zal niet weigeren. Nu
ken ik ze!"
De knecht nam de beurs en verliet haar. Zij, door het gebed merkelijk
verlicht, ging tot hare drie overblijvende kinderen en bezag ze
beurtelings met gespannen aandacht. Geene verandering op hun gelaat
bemerkende, begon zij hen te zoenen en te streelen met eene
uitdrukking, die nog genoeg verdwaaldheid verried; want men zou
gezegd hebben, dat eene dwaze vreugde op eenmaal de droefheid in haar
hart vervangen had.--Maar die blijdschap moest van korten duur zijn.
Terwijl zij, in de leunstoel neergezeten, met moederlijken wellust op
hare overblijvende kinderen staarde, was de nijdige cholera reeds
bezig met zijnen gloed in hunne lichamen te ontsteken. Plotseling
viel de jonge Frederik als een looden beeld achterover op den grond,
en spartelde met ijselijke grimmingen en met eene ratelende ademing;
zijne voetjes sloegen als hamers op den vloer, en al zijne leden
kromden onder de trekkingen der akeligste krampen.
U zeggen, hoe het hart der moeder zich scheurde bij dit gezicht, ware
onmogelijk; zelfs zou het niet te begrijpen zijn, hoe eene vrouw
zonder sterven die onophoudende zielsfolteringen kon doorstaan,
indien men niet wist, dat kort opeenvolgende schokken de veerkracht
van het zenuwstel verminderen. Dan, mevrouw Van Valburg zag gedurende
eenige stonden haar kind voor zich op den grond rollen en met de
nagelen het vleesch zijner handen scheuren; zij blikte als in eenen
steen veranderd op dit afschuwelijk tooneel, totdat zij eindelijk
opsprong, en het kind vattende, er mede naar de zaal liep, waarin de
geneesheeren zich bevonden.
Hier ontvloog haar eerst een gil ... en zij stortte machteloos met
haar kind op het tapijt.--Arme moeder! Zij had met een vluchtigen
blik haren Eugene en hare Virginia gelijkt zien liggen.
Toen zij l
|