zaten in de nabijheid hunner moeder, en
schreiden met hartverscheurend snikken.
Op dit oogenblik vertoonde zich aan de deur der zaal een persoon,
wiens kleeding geheel van zwart laken was; zijne verschijning op dit
tooneel geleek sterk aan de komst van den bode des doods;--doch hij,
die akelige tooneel aanziende, boog het hoofd en wischte twee
blinkende tranen uit zijne oogen.
"Rampzaligen!" zuchtte hij.
[Illustratie: Daar lag haar zoon op den rug uitgestrekt.]
Op den klank dezer stem ontwaakte mevrouw Van Valburg; zij vloog op van
den grond, en tot den geneesheer loopende, viel zij voor hem op de
knieen, hief de handen tot hem, en riep tusschen eenen vloed van tranen:
"O, heer Schippers, heb medelijden met mij! Red mijne kinderen om Gods
wil, red ze van den dood! Zie, ik kruip voor u,--ik kus het stof uwer
voeten als eene slavin! Zult gij mijne kinderen redden?"
De geneesheer hief haar haastig van den grond op, en in zijne
ontroering bracht hij zijnen arm om haren hals, alsof hij haar een
teeken van liefde wilde geven, maar hij was door hevig medelijden
buiten zich zelven. Hij bleef een oogenblik stilzwijgend in hare
oogen staren, doch herriep weldra zijnen moed,--en tot de lijdende
kinderen gaande, sprak hij:
"Ongelukkige moeder! Gij brengt tranen in mijne oogen, terwijl ik
hier al mijne kalmte noodig heb. Wees bedaard, het kwaad is misschien
niet zoo erg, als gij het u inbeeldt. Gevaarlijk is deze ziekte, maar
niet altijd doodelijk; en hoezeer de toestand uwer beide kinderen ook
schrikkelijk zij, blijft mij niettemin nog eenige hoop over."
De knecht kwam op dit oogenblik met nog eenen geneesheer in de zaal.
De heer Schippers hernam:
"Pieter, leid uwe meesteresse met hare vier gezonde kinderen in een
vertrek, dat aan den anderen kant des huizes gelegen zij. Mevrouw,
die maatregel is noodig. Ga, en geef u niet te veel aan uwe droefheid
over; zij kan een schadelijken invloed op uwe kinderen hebben."
Zooals de knecht het bevel van den geneesheer wilde uitvoeren en aan
zijne meesteresse zeide, dat hij bereid was om haar te vergezellen,
liep zij nog eens naar hare kranke kinderen, kuste ze nog eens
huilend en riep met verpletterd wee:
"Eugene! Virginia! vaartwel voor eeuwig.... O, God! ik zal u nooit
meer zien...."
Zij waggelde op hare beenen en ging ten gronde storten; maar de
knecht ontving haar in zijne armen en bracht ze met hare vier
kinderen in eene afgelegene kamer. Hier viel zij als
|