u sprak van vertrekken? Daar is de deur!"
De arme vrouw begon bij deze harde woorden eenen vloed van tranen te
storten. Het scheen, dat zij door het boezemwee, dat haar verkropte,
ging verstikken; doch op eens brak zij in woede los, en zich voor
mevrouw Van Valburg plaatsende, sprak zij met opgeheven hoofd:
"Ha, mevrouw, het was u niet genoeg eene arme door moeder uwe
dienstknechten te doen mishandelen; gij moest zelfs door uwen mond
den laster op haar ongeluk werpen en ze ter deure doen uitjagen als
eenen hond? Hebt gij uwe eigene geschiedenis vergeten? Weet gij niet
meer, dat uw man mijn broeder was, en dat de helft van den rijkdom,
dien gij gebruikt, mij onrechtvaardig is ontnomen? Weet gij ook wel,
hoovaardige vrouw, dat gij op de wereld niets bezit, en dat gij
slechts de inkomsten van een fortuin geniet, waartoe ik meer recht
heb dan gij, aangezien gij het nooit erven kunt, maar ik wel?"
Mevrouw Van Valburg, die van razernij op haar rustbed was
neergevallen, richtte zich haastig op en riep met bevende stem:
"Onbeschaamde! Wat logentaal durft gij spreken?"
"Logentaal?" hernam de andere. "Logentaal? Stelde het testament van
mijnen oom mij en mijnen broeder niet tot zijne erfgenamen in?--En
hebt gij, door uwen valschen raad, mijnen broeder niet genoopt om mij
mijn erfdeel te ontrooven? Ja, ja: want gedurende de laatste dagen
voor den dood mijns ooms hebt gij en mijn broeder zijne woning in
bezit genomen. Gij durfdet mij zeggen, dat hij mij niet zien wilde,
en hij is gestorven, mij roepende als zijn dierbaarst kind! Wat
kwaad, wat laster hebt gij niet over mijnen goeden naam uitgebraakt,
edele dame, om mijnen goeden oom een tweede testament te ontrukken,
en mij van alles, wat zijne liefde mij bestemde, te berooven! Ik weet
het, want ik heb mijnen broeder op zijn sterfbed vergiffenis en
verzoening geschonken. Hij was niet plichtig, maar zwak.... Gij
alleen, mevrouw, gij zijt het, die mij verraderlijk hebt bestolen, en
dit laat zich nog genoeg merken aan uwen bitteren haat tegen ons...."
Nu klom de woede van mevrouw Van Valburg ten top; het bloed vertoonde
zich gloeiend onder hare wangen, en zij borst los in de volgende
bedreigingen:
"Wat gestolen?--Ik gestolen? Gij onbeschofte! Maak u uit mijn huis,
dolle schreeuwster, of ik doe u waarachtig als eenen hond op de
straat werpen. Gij zult hier zonder schaamte mijne woning door uwe
lasterlijke beschuldigingen komen onteeren! Gaat gij?... of deze bel
zal u we
|