arsch in. Da es geld wigsmijten
of nie weten wa mee gedoan! Woarveuren dient datte? Doar 'n es toch
ommers giene meinsch, die da ziet of ge fijn of grof ondergoed
droagt!"
--Ha joa moar, zuster, ge zeg gij datte! Ge 'n weet gij niet of 't
almets nie gezien 'n wordt!" riep Standje ondeugend glimlachend.
--O slech vreiwevolk, zeker!" smaalde Cordula met van diepe
minachting neertrekkende lippen. "De diee 'n zijn nievers beschoamd
in!"
Leontientje hield de oogen neergeslagen en zei een poosje niets
meer. Zij pelde een eitje, met zachte, beschaafde beweginkjes. Haar
frissche wangen kleurden zoet-rozig in den laatsten avondgloed die
door de ruiten scheen en haar mooi blond haar golfde sierlijk, vol
gouden tintelingen, om haar rein voorhoofd. Eerst na een tijdje
keek zij weder op. Haar heldere, blauwe oogen kruisten den
ondeugenden spotblik van Standje en zagen de ietwat verbouwereerde
uitdrukking op het gelaat van Belzemien en Coben. En zij begon
gedempt te lachen, met kleine, korte, ingehouden schokjes, terwijl
zij, met een warmere kleur over haar wangen, den blik weer op het
eitje vestigend, gegeneerd stamelde:
--Mais mon oncle tout de meme... comme vous etes drole...!
Vaag-achterdochtig keek Cordula met een schuinblik naar hem om; maar
zij zei niets meer, zij pruttelde alleen wat binnensmonds, dat de
anderen niet goed begrepen...
Plom... plom... plom... Een drietal trage, plompe klompstappen
buiten, voor de deur, op het plankier; en binnen kwamen Bruuntje de
knecht en Leonie de meid, gevolgd door Pierken, het jong
koewachtertje. Die wisten wel dat Leontientje aangekomen was, doch
hadden haar nog niet goed gezien. Bruuntje, een vriendelijk,
vijftigjarig ventje, met een fijnbesneden, regelmatig gezicht,
donkere oogen en zware gespikkelde snor, lichtte eventjes zijn pet op
en groette "elk ne goen oavend," terwijl hij zijn gewone plaats aan
de lange tafel naast een der ramen ging innemen. Leonie, de dikke
Leonie met haar grof gezicht en tandeloozen mond, schoof, nauwelijks
opkijkend zonder te groeten, langs den wand heen en ging tegenover
Bruuntje zitten, met den rug naar het tafeltje van de broers en het
nichtje; maar Pierken bleef een oogenblik roerloos in 't midden van de
keuken staan, als door een soort betoovering ter plaatste
vastgenageld. Zijn oogjes, waarvan het een ontzettend scheel was, zoo
scheel dat de appel voor meer dan de helft, als een slak in haar
huisje, onder 't hoekje van zijn neus zat wegge
|