FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178  
179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   >>   >|  
eurt als waar z' een gaarde, Zoete lucht suist overal. Teerder klinken nog van binnen Alle stemmen van 't gemoed, Dat van zacht gevoel doortinteld, Rozengeurig, rozenkleurig, Zwelt van geestdrifts zonnegloed. Zon van buiten, zon van binnen, Schoonheid heerscht er overal. --Goddelijke stem, zei de zoon van Intellectus peinzend, wat wonderlijks voel ik in mij worden? Het is of eene openbaring in mijn binnenste geschiedt, duister, niet half begrepen; en mijn geest zoekt tastend hare symbolen te verklaren; mijne spieren ontspannen zich en mijn ijzeren wil wordt zacht; nooit heb ik schoonheid gezien in de natuur, en het is alsof zij nu eerst voor mij geschapen wordt in al hare pracht; wie wist het, wat kunstige tooverij daar ligt in de melodische buigingen en trillingen der stem! Alles noopt mij tot vreugde en weelde--en een traan welt bijna op in mijn oog! --Kent gij de verheffing van het kunstgevoel niet? Van waar komt gij, gij, die verwonderd schijnt bij den naam der kunst? --Ook wij hebben kunsten, maar hare voortbrengselen zijn geheel anders; wij bewerken het ijzer, en koper ... tot nuttige zaken. --O, dat is de kunst niet! riep Mimosa, de kunst, die ijzer smeedt! Is dan de kunst niet alleen tot verrukking? --Mijn verstand kan dit niet beseffen; kom gij schoone, en leer mij zien in dat andere tooverland, dat zich nog slechts als een duistere nevel aan mij voordoet. Allengs was zij op den oever gekomen. Weldra de weg is zoo kort, als twee harten opengaan zaten zij naast elkander en waren in lief gekoos verzonken. --Wie zijt gij toch? zei ten laatste Mimosa. --Ik ben ... de oudste jager uit het land; ik woon in het rijk van Verstand; en gij? --Ik woon in het land van Gevoel. Helaas! zei ze blozend en de oogen neerslaande,--dan zijn wij vijanden! --Dat zou wel zoo behooren, maar daar heb ik geen moed toe; laat ik u medenemen naar mijn land, mijne ouders zijn machtig, en als zij niet weten van waar gij komt.... --Ach! ach! dat kan niet, ik kan niet weg, mijne ouders zouden zich dood treuren. Logikos vleide en smeekte; Mimosa schudde twijfelend het hoofd en haar boezem zwoegde onder den strijd. --Ach! geliefde! zeide zij, hoe zullen wij doen, om elkander niet te verliezen? --Hier moeten wij te zamen kom en om elkander te zien; wekelijks zal ik hier komen, alsof ik ter jacht ging.... Wekelijks! en moet ik dan de andere dagen niet leven?
PREV.   NEXT  
|<   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178  
179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197   198   199   200   201   202   203   >>   >|  



Top keywords:

elkander

 

Mimosa

 

ouders

 

binnen

 

overal

 

andere

 
verzonken
 
laatste
 

oudste

 

duistere


voordoet

 

slechts

 

tooverland

 

beseffen

 

schoone

 

Allengs

 

opengaan

 

harten

 

gekomen

 
Weldra

gekoos

 

vijanden

 

zullen

 

verliezen

 

geliefde

 

strijd

 

boezem

 

zwoegde

 
moeten
 

Wekelijks


wekelijks

 

twijfelend

 

schudde

 

behooren

 

neerslaande

 
Gevoel
 

Verstand

 

Helaas

 

blozend

 

treuren


Logikos

 
vleide
 

smeekte

 

zouden

 

medenemen

 

machtig

 
anders
 

binnenste

 

gaarde

 
geschiedt