j kwamen aan de _Porta del popolo_. Daar vonden
zij de landlieden, beladen met de koopwaren, die zij in de stad kwamen
brengen; moeder en dochter droegen geen koopgoederen; het meisje zelf
was de waar, die door de moeder moest verkocht worden.
Nadat zij hare devotie gedaan en den zegen ontvangen hadden, gingen zij
naar de trap der _Piazza di Spagna_, waar de kunstenaars gewoon waren,
hunne modellen te vinden.
Met een jong schilder uit het zuiden van Frankrijk, Charles Moreau, die
de Italiaansche taal goed sprak, had de moeder weldra een gesprek
aangeknoopt, dat echter tot geene overeenkomst leidde. Beide vrouwen
volgden hem evenwel de straten door, tot in zijn atelier. Moreau, hetzij
hij in gedachten was, hetzij hij geen modellen noodig had, sloeg niet
veel acht op haar.
Hij stapte in zijn atelier op en neder en antwoordde, dat hij niets
behoefde. Toen rukte Mona's moeder haar het hoofddeksel af, den halsdoek
van de schouders en opende geheel haar bovenkleed.
Zij is toch schoon genoeg, Signore, zeide zij op scherpen, verbitterden
toon, gij zult ze niet schooner ontmoeten.
Moreau zag op. Hij zag nu de uitnemend schoone maagd aan, zooals zij
daar stond, na de daad harer moeder. Haar gelaat gloeide van het naar
het hoofd gestegen bloed, de oogen fonkelden. Het was niet van gekwetste
zedigheid, het was van verbeten woede, gemengd met een slechts even door
schaamte getemperd trotsch besef van hare schoonheid.
--De par tous les Saints du Paradis, zeide de schilder halfluid, quelles
hanches, quel port hautain, et quelle nuque admirable!
De moeder had zich in een zijvertrek op eene rustbank nedergezet, en
ging insluimeren. Moreau vatte terstond het denkbeeld eener compositie
op. Hij had schetsen gereed voor eene kruisiging. Hij drapeerde en
stelde Mona voor eene weenende Maria. De zware tressen waren ontplooid
en golfden om hare schouders, de handen waren wringend saamgehouden. De
schilder was begeesterd door zijn voortreffelijk model, dat hij dadelijk
op zijn doek bracht, en in kloeken aanleg stond er na eene poos
arbeidens de moeder Gods, weenende bij het kruis, wier origineel hij het
schoone gelaat omhelsde.
Mona's moeder sluimerde rustig voort:--sluimer voort, moeder, en droom
niet van den rentmeester, wien een talent was toevertrouwd; sluimer
voort, moeder, en droom niet, dat gij uw kind vermoordt, terwijl uw kind
de Moedermaagd nabootst, juxta crucem lacrimosa, jammerende om den dood
van haar kind.
--S
|