e bergruggen. Bij
een steenblok neergezeten, staarde Kolb donker voor zich uit naar het
verschiet, de lijnen en plans van het voorhoofd beeldden den kamp af,
die daarbinnen plaats had. Hij had niet gewanhoopt aan zijne kunst; hij
streed nog altijd om de middelen, die haar moesten verwezenlijken.
Lijden en werken is de kern van het leven; het licht beschijnt alleen de
oppervlakte, het binnenste van de aardkorst is donker; ernst is de
grondtoon door de harmonie van het heelal heen; schoonheid komt hem
verhelderen en veredelen, en als de zon weder opgaat over het leven is
het een kalm verkwikkend licht, geene uitspatting van vonken; van die
levensbeschouwing is de kunst, moet de kunst zijn de afspiegeling, de
incarnatie: ernst op den bodem, hoe ook getemperd door de vreugde van
het geluk, toch nooit afwezig; geene kunst, die uitspat, die verblindt,
die de zinnen streelt en verrukt, maar eene, die verheft tot hoogere
levensopvatting.
Wat rondwoelde in het brein brachten de vingers over, en de viool zong
het bezielde lied. Nedergevlijd tegen hem aan, het hoofd in zijn schoot
geleund, had Mona de tonen ingedronken: zij had ze voelen neer
druppelen, eerst als heete tranen, toen als stillende laving; zachtkens
was zij meegegaan, was hare ziel gewiegd op den stroom der rhythmische
klanken; de harmonie had harmonie gebaard en met machtige hand de golven
gestild, die bruisten in haar gemoed. De bloemen, die zij plukte, als
laatste herinnering aan den vreemden bodem, ontgleden hare hand; en toen
de laatste toon wegdreef op de golvingen der lucht, was haar gejaagd
hart gesust tot een zachten sluimer.
* * * * *
De spanning, die Mona's zenuwen had opgehouden zoolang zij haar land nog
niet bereikt had, begon haar te begeven, nu zij de bergen overgetrokken
en in de vlakten van Lombardije waren gedaald. Het moreele heimwee won
nieuwe kracht, toen het lichamelijke verdween: zij werd gezonder en
sterker, maar scherper folterde het zedelijk bewustzijn in haar, en soms
werd die foltering ondraaglijk.
Ter zijde van den weg, dien zij volgden, lag een oud en vervallen slot,
en zij konden den lust niet afweren, het te beklimmen. Zij voelden zich
bij instinct te huis in die bouwvallen van vroegere grootheid. Daar
boven in een der vertrekken, met afgebrokkeld lijstwerk, met lappen van
verbleekte muurbehangsels, met bestoven en gespleten overblijfsels van
kunstrijke beschotten gestoffeerd, staarden zij door de
|