n de eeuw.
Toch te midden dezer antagonismen der lagere wereldverschijnselen, gaat
de hoogere werkzaamheid des geestes voort hare zege en hare meerderheid
te handhaven, en door de botsing niet gedeerd, rustig en grootsch,
treden drie helden te voorschijn: Spinosa, Vondel, Rembrandt.
Rembrandt had met zijne eeuw, voor zoover die op Nederland betrekking
had, familietrekken gemeen. Zij stammen beide uit het krachtig ras der
gegoede burgerij; zij staan beide op de grondslagen, door de renaissance
gelegd, die wondervolle wedergeboorte des menschelijken geestes, waaraan
wij het herstel te danken hebben van het verbroken evenwicht tusschen
geest en stof, van de rehabilitatie der natuur; doch de groote schilder
blijft geheel en al vrij van de pseudo--klassieke vormen, waar zijn tijd
soms te zeer in toegaf: beide zijn zij daarentegen sterker dan die
renaissance van hun doel en hunne middelen bewust: beide vertoonen zij
gelijke gezonde vereeniging en samenvloeiing van natuur en geest; beide
de krachtigste individualiteit. Het kind groeide op met de eeuw; maar de
vorming des eersten ligt in duister. Het is slechts aan de hand der
verbeelding, dat men zich die zou kunnen voorstellen.
Zoo zouden wij den knaap kunnen volgen, die naar de school gaat, en den
schoolvorst zien met de plak, met knevel en ringkraag, en wiens
Streng gelaat
Hem doet ontzachlijk zegepralen,
gelijk een dichter uit den tijd hem beschrijft; wij zouden er hem zien
leeren lezen en schrijven, schrijven vooral naar de modellen van
penneconst.
De schoonschrijverij was zeer geeerd, en mannen als Gadelle, als Lukas
Fopz. Lely en Perszijn, Sambix, Boissens en van de Velde maakten er zich
mede beroemd, om Coppenol hier niet te vergeten, geeerder nog door
Rembrandts ets dan door Jan Vos' betiteling van _Fenix aller pennen_.
Zeker was te Leiden de _Spieghel der Schrijfkonste_ in gebruik, waarin
de Fransoysche schoolmeester van Rotterdam Jan van de Velde, zijne
theorie uiteenzette en zijne kunst vertoonde. Wat de schoonheidszin van
den knaap genoten heeft bij de sierlijke karakters en de calligraphische
spelingen, bij den _man_, en het _borstbeeld_, en de _zwaan_, en _het
groote schip met volle zeilen en wimpels_, door de rappe ganzeschacht
rondom en aan het hoofd van het schrift in van de Velde's boek
getrokken! Wat zijn geest in die figuren zal gephantaseerd hebben en er
in thuis zijn geweest! Wat hij op bladzijrand en kaft aan zijne geesti
|