en--op de
natuur, op het leven, de beweging, de fijnste gebaren van elk individu,
is hij in het betrappen en wedergeven ook der moeielijkste en
vluchtigste momenten, teekenaar zooals niet velen het waren; maar is hij
bovenal in het hoogste gevoel voor kleur en de duizendvoudige
geschakeerde uitwerkselen des lichts de onnavolgbare en eenige.
Met de middelen speelt hij: nu eens is het de pen en het bruin, dan
graveerstift en etsnaald, hier de fijnste, uitvoerigste behandeling,
daar de stoutste, bruisende, hoekigste smeren, te gelijk soms met den
teedersten toets; hier het dommelig halfdonker, daar het uitstrooien van
lichtgloed, of samentrekken des lichts op een schitterend punt.
Het is geen vak, dat hij kiest, hij omvat alles, en alles met volkomen
meesterschap.
De geheele natuur, het landschap zooals het zich in Holland in zijne
verschieten uitspant, en door de luchten veelvoudig beschaduwd en
betoond wordt, de wolken, de zee, de planten, de dieren.
Geheel het menschelijk leven in al zijne openbaringen; van den
geringsten stand, van den krommen, mismaakten bedelaar tot de hoogste
gegevens der historie; den mensch op straat, in zijn huwelijksleven, in
zijne maatschappelijke werkzaamheid, den mensch der geschiedenis en den
mensch der poezij.
Rembrandt is niet vollediger te karakteriseeren dan als de schilder van
het leven, van het leven in zijn wijdsten omvang.
Zonder het uitwendige en inwendige aan elkander op te offeren heeft hij
de fijnste individualiseering en het karakter der vormen in acht
genomen, en toch al de zielkundige waarheid en diepte behouden; komen
zoowel het uitwendige als de gemoedsbewegingen en geheel het inwendige
leven, dikwijls slechts door een enkele toets of lijn, tot volkomene
uitdrukking; hij geeft het leven niet als bovennatuurlijk, afgetrokken
ideaal, noch als symbool of drager eener daarin gelegde idee, maar als
levende, doorgaande werkelijkheid, en het leven, dat hij afbeeldt,
evenals het werkelijke, is daar om zijns zelfs wille, zonder ander doel
dan zichzelve, zonder eene andere rechtvaardiging dan de schoonheid
zijner verschijning te behoeven. Hij geeft het in al zijne dramatische
volheid en beweeglijkheid. Maar hij geeft het, dat dit vooral blijve
opgemerkt, na het in zijn geest de wedergeboorte der kunst te hebben
doen ondergaan. Dit is de grondtoon in al zijne werken; van zijn
eenvoudigsten etskrabbel tot zijn schitterendst meesterwerk, overal
ademt het u te gemoet.
Leve
|