ge
hand zal hebben bot gevierd!
Dan zouden wij den vrijen tijd van den knaap hebben kunnen nagaan,
verdeeld tusschen den molen, den speeltuin, het leven op de straat, en
de proeven van het ontkiemend talent.
Later zouden wij hem niet missen op de vrije jaarmarkten, als onder
trompet en pijp, de hoofdmans met corselet en casquet, de vendrichs met
de bardisaen (hellebaard), de schutterij met spies en met musket
uittogen, en de rethorijkers hunne spelen vertoonden, en de stad vol
vreemde kramers en goochelaars was; vooral niet in het voorportaal van
het Stadhuis waar de kramen met zilverwerken, boeken en schilderijen
waren uitgestald.
Dan zouden wij het belangrijke tijdvak bijwonen, waarin het bewustzijn
der roeping zich deed gevoelen, waarin de lang gekoesterde droom, het
heerlijk grootsche denkbeeld, kunstenaar te zijn, trots moeders vrees om
het spreekwoord
Hoe schilder
Hoe wilder
zou worden verwezenlijkt! En wij zouden den jonkman zijne intrede zien
doen in de kunst--werkplaats van den pas uit Italie gekeerden Jacob
Isaacz. van Swanenburgh, in het gild, waar de Swanenburghen, De Neyn,
Schilperoort, Elsevier, Joris en Pieter van Schoten, David Bailie, Jan
van Goyen toen den staf zwaaiden, doch weldra door het geslacht, dat zij
opleidden, tot op oneindigen afstand zouden worden voorbijgestreefd. Ook
voor deze, de belangrijkste periode, Rembrandt bij Swanenburgh,--bij
Lastman--bij Pinas, zijn terugkeer naar Leiden, zijne herhaalde tochten
naar Amsterdam,--de geschiedenis heeft er weder een ondoordringbaren
sluier over getogen.
Wij mogen de geheimen van de wording niet aanschouwen, het voltooide
meesterwerk zal ons opeens doen verstommen. Het was een donkere nacht,
waarin verborgen bleef, wat er omging, en waaruit wij plotseling een
bliksemstraal zien voortschieten, de _Simeon in den tempel_.
Maar neen, het was geen bliksemstraal, want het licht houdt onafgebroken
aan, er is geen tusschentijd van duisternis. Wat wij voor een enkelen
bliksemstraal hielden, die opeens voor een oogenblik den nacht verbrak,
het was het aanwezen van den vollen morgengloor; zonder schemering, als
de ochtend in het Oosten is het zonlicht in vollen glans uitgebroken, om
niet weer onder te gaan.
Slag op slag zijn het nu meesterstukken, nieuwe openbaringen van zijne
lichtende kracht.
Met een ongelooflijk scherpen blik,--gij behoeft er de saamgetrokken
kracht, het doorborende zijner oogen slechts op aan te zi
|