weldra geen spoor meer zou overblijven, dan
in de mythen van het nageslacht.
De groote koning Intellectus zat in zijn paleis al de kansen en gevallen
van den oorlog te berekenen, zijn machtig verstand doorzag alle
toestanden en mogelijkheden, en met wijsheid werd zijn oorlogsplan
vastgesteld. De grootste wijze van het land, dien de koning zelf zich
verwaardigde te raadplegen, de diepdenkende Logarithmos, kwam den vorst
in zijn kabinet opzoeken.
--Vergeef mij, machtig hoofd, sprak hij, dat ik het waag, u te
storen....
--Wat begeert gij?
--U eenige oogenblikken te onderhouden over den oorlog.
--Gij hebt toch geen bezwaren? vroeg de koning met gefronste wenkbrauw.
--De inspanning, die ons wacht is groot, zeide Logarithmos.
--Gij vreest toch niet? Denkt gij, dat onze niet staal gepantserde
mannen niet bestand zijn tegen de weeke krachtelooze vijanden?,
--Dat is zoo, vorst, en toch ... gij herinnert u de vreeselijke
nederlaag van ons heer, toen de vijand eens met zijne ontzettend
verleidelijke zangen de onzen....
--Zwijg, riep de koning snel en heftig, roep mij dat oogenblik niet voor
den geest. Maar juist daartegen heb ik al gezorgd; een oorverdoovend
geraas zal onze aanvallen vergezellen, en zoo zullen de onzen van de
tooverzangen niets kunnen hooren.
--Uw beleid zorgt voor alles. Toch heb ik nog iets, het _Beeld_....
--Het _Beeld_, zei de koning, somber voor zich uit starend; dat noodlot,
dat op ons rust, dat ons loodzwaar drukt!
--Dagen en nachten heb ik gezonnen op plannen, totdat ik nu eenige
gelukkige berekeningen heb gemaakt, een waagstuk wellicht, maar waarvan
de uitslag schitterend kan zijn....
En terwijl hij zich vooroverboog en aan 's konings oor fluisterde,
waarbij diens gelaat allengs meer ophelderde, zeide hij....
* * * * *
Treurig was de, schoone Mimosa. Eenmaal 's weeks! ach, hoe weinig!
De overige dagen schenen haar eeuwen. Droeve tonen klonken van hare
citer; droeve tonen in hare stem, en eenzaam, zonder hare gespelen, voer
zij vaak rond op de wateren, aan de wateren, aan de lucht, aan de
boomen, aan de vogels haar harteleed klagend.
In het land waren hevige aandoeningen gaande. Alles was in rep en roer,
alles liep te wapen. De koning werd door de sterkste gemoedsbewegingen
heen en weder geslingerd, en de koningin zat in haar ivoren zetel te
weenen. Offers rookten het geheele land door, de waarzeggende vrouwen
werden geraadpleegd, maar v
|