* * * * *
--Juist, zeide Aldebaran, nu moet gij toch weten, dat Mimosa eene citer
gemaakt heeft van den boog des jongen helds, den boog, die--ik weet dit
door de diepste geheimenissen mijner kunst--de verovering van het Beeld
onmogelijk maakt. Wij zullen Logikos oplichten en zijn boog bemachtigen.
Slechts in het bezit van dezen kan het ons gelukken, de spelonk te
openen, waar de beenen en armen met het hoofd van het beeld bewaard
worden. Verder weet ik u mede te deelen, dat de weg daarheen over eene
glazen brug voert, zoo fijn, dat slechts de allerlichtste Alvenvoet die
kan begaan, en dat alleen de allerschoonste stem de tooverspreuken kan
zingen, die daarbij vereischt worden. Nu heeft een orakel geboden, de
stukken van het beeld daar te gaan wegnemen en--daartoe aangewezen haar,
die den lichtsten tred heeft en de schoonste stem....
Zoo besloot de geleerde Aldebaran, langzaam en plechtig de laatste
woorden uitend.
--Mimosa! jammerde de koningin, helaas, helaas! mijn kind aan die
gevaren blootgesteld; o wreedheid van het lot!
--Nooit, zeide koning Sensorius, geef ik mijn kind daartoe over.
--Koning en koningin, antwoordde Aldebaran ernstig, kan ik alle gevaar
niet bezweren? Kan ik haar niet door het sap van bilzenkruid onzichtbaar
maken? Is niet haar voetstap als de lichtste veder en beroemd in de sage
des lands, en bepaald door het orakel aangewezen? Is niet hare stem de
schoonste en waaraan nog nooit de tooverkracht ontbroken heeft?
--Helaas, helaas! jammerde de koningin Parel, en de koning keek droevig
voor zich.
--Met al de macht, die ik over de verschillende elementen bezit, zal ik
haar beschermen; de geheime runen zal ik haar leeren, om ze uit te
spreken op het beslissende oogenblik. Er is geen twijfel aan, of
welgeslaagd komt zij terug; dan is het land gered en de strijd is
geeindigd voor altoos, en over de geheele aarde heerschen in vrede en
rust de gelukkige Sensorius en Parel.
Zij zwichtten voor het lot en de godspraak, en het fijn gesmeedde plan
werd ten uitvoer gelegd. Toen de dag, waarop de gelieven gewoon waren
samen te komen, aanbrak, was Mimosa niet in het bosch, want de wijze
Aldebaran had haar juist op dien dag den tocht doen ondernemen. Logikos
vond haar dan ook niet onder het loof der fijn gebloemde heesters, waar
zij gewoon waren elkander te wachten, maar de onheilspellende raaf met
haar schuin loerend oog zag hij weer in kringen om zijn hoofd vliegen,
en z
|