heerschten bij die van
de andere zijde. Dien nacht vierde men feest tot het dagen begon, en
toen, na eenige uren rust, kwam het oogenblik, om de vereeniging der
twee gelieven te vieren.
Van losse steenen werd een altaar gebouwd, en reukwerken daarop
ontstoken. Daar stond de schoone Mimosa, schitterend wit van gewaad en
met een lichaam zoo glanzend, zoo teeder en fijn, alsof het slechts met
rozebladeren gevoed was, en naast haar de krachtige, verstandige
koningszoon. De beide wijzen baden tot Alvader; toen namen zij den kelk
van eene sneeuwwitte waterlelie, gevuld met honig en nectar:
Schoon zijn de bloemen,
zong Aldebaran.
Wijs zijn de bijen,
sprak Logarithmus.
Geurig de nectar,
zong de eerste weder.
Honig is nut,
was het antwoord van den tweede.
Zoo plengden zij voor het nut en voor het schoon, voor het verstand en
voor het hart; de koningskinderen zouden die weldra door den innigsten
band vereenigen.
De beide koningen legden de handen hunner kinderen in elkander, en de
koninginnen drukten een kus daarop. Mimosa en Logikos dronken nu ten
aanzien van allen uit den kelk, en plengden het overschot op het altaar,
en zoo waren zij vereenigd en vereend. Wat men van elke zijde
luisterrijks had medegebracht tot verwelkoming der wedergevondenen, werd
nu ter viering van beider vereeniging aangewend. Als er lang en hevig
gestreden is en de vijanden zien elkander van aangezicht tot aangezicht,
dan zijn zij beiden verwonderd elkander niet anders te vinden, dan slaat
de schaal, althans voor eenigen tijd, opeens over, en men wedijvert in
betuigingen van achting en vriendschap. Zoo was het ook hier. Weldra was
er geen spoor van vijandschap zichtbaar, en allen vereenigden zich in de
feestvreugde. Aan die stemming was het ook te danken, dat er geen
ijverzucht bestond; hoewel het moest erkend worden, dat de onderdanen
van Sensorius verreweg de eer van het feest hadden. Niet alleen
toonden--zij den meesten smaak in de versierselen, die zij aanbracht en;
niet slechts was al wat er schoons blonk van hen afkomstig; maar ook
door hunne tooverachtig schoone zangen, door hun dans en muziek gaven
zij aan allen de opgewekte vroolijkheid, zooals de zonneschijn aan het
eerst in doffe tonen gehulde landschap. Daarentegen zou het onbillijk
zijn niet te vermelden, dat van de zijde van Intellectus een
voortreffelijke maaltijd afkomstig was, en al de practische schikkingen
bij zulk een
|