hoort te
zijn van zijn positie als geestelijk leider, van de roeping zijnen
artistiek voelenden medemenschen een beter leven, een waardige taak voor
te houden met zijn Kunst.
Achter iedere uiting van taalkunst is derhalve een persoonlijkheid te
zoeken, die vereerd wordt, wijl de tegenstelling tusschen Idee en
Natuur, die den gemiddelden fijngevoeligen mensch kwelt, in hem--en
onmiddellijk daarna in zijn kunst--tot verzoening is geraakt. Deze
tegenstelling wordt in elke beschavingsperiode voelbaar in een vorm die
voor deze periode typisch is:--de verzoening, die het echte kunstwerk
vervult, is te beschouwen als voorbewuste levenswijsheid van een
bepaalde Cultuur.
Treedt nu de criticus op in de eerste plaats als middellaar tusschen
publiek en 's schrijvers persoonlijkheid, dan kan een deel van de
samenleving zich aan diens leefkunst spiegelen:--voordat de wijsgeer ze
tot voorbijgaand moment heeft gemaakt van een gedachtensysteem, dat--als
zoodanig--het practische leven vliedt.
De schrijver zag in zijn omgeving elementen genoeg voor een
samen-werking als hier geschetst. En de zuivere totstandkoming er van
achtte hij een zoo groot beschavingsbelang, dat hij niet opzag tegen een
langdurig en bewerkelijk onderzoek naar de mogelijkheid. In de eerste
plaats ging hij tot "De mannen van '80", een stel auteurs, door het
volksgeweten en door eigen keuze tot een groep gerekend, maar, zooals
uit het vervolg wel blijken zal, met sterk uiteenloopende gezindheden
... een "school" niettemin aan wier invloed thans geen pen-voerder van
naam in ons land ontkomen is.
Hij stelde hun zijn vragen niet zoo beslist als hij--blijkens het boven
weergegeven inzicht--wel kon: immers hij wilde weten, wie hunner "uit
eigen beweging", krachtens persoonlijkheid en verleden, zijn taak als
letterkundige opvatte gelijk hij zich die had voorgesteld.
Men bedenke ook, dat hij tegenover vreemden stond en niet rechtstreeks
zijn vragen kon richten op 't allerintiemste van hun zieleleven en
-overtuiging. Men wete verder, dat hij niet altijd verlof kreeg alles te
vragen wat hem voor den mond kwam.
In de schetsen, die hij later van zijn gesprekken met deze geestelijke
voorgangers vervaardigde, ontmoet men het vraagpunt waarvan hij uitging
dan ook min of meer verbrokkeld. Maar in den eigenaardigen loop dien het
onderhoud telkens nam--deze betoonde dit punt, gene een ander--kwam de
geestesaanleg van den behandelden auteur getrouwelijk tot uiting. Het
aan
|