plaats, dat ik de weken, aan
deze kunst-reis besteed, tot de zeer gelukkige in mijn leven tel.
D'OLIVEIRA.
LODEWIJK VAN DEYSSEL
[Illustratie: K. J. L. ALBERDINGK THIJM (Lodewijk van Deyssel)]
K.J.L. ALBERDINGK THIJM
(LODEWIJK VAN DEYSSEL)
_Baarn_.
"Hoe vaart u, meneer? Aangenaam u te zien. Heeft u den weg alleen kunnen
vinden? Een kruier genomen, zegt u? Wel, dat is aardig. Ja, u hebt
gelijk, ik woon hier wel wat afgelegen. Maar ik zal u straks een weg
aanwijzen ... die is misschien wel een beetje langer, maar die heeft 't
voordeel, dat u niet missen kunt.... Zoo, wilt u nu misschien even
mee komen?"
EERSTE INDRUK.
Ik had mij gedroomd den Van Deyssel van de portretten, den tot zich zelf
gekeerden, met donkeren blik en borsteligen baard.... Ik had gedacht,
dat hij onbeweeglijk zou tronen in het halfduister van een wijd vertrek
met lood-gevatte ruitjes en langs de wanden hooge boekenstapels. Stil
zou hij daar zitten aan zijn breede tafel, de nerveuse hand slechts even
heffend uit zijn baard, om mij met een korten, forschen wenk een plaats
te wijzen ... dan weer zonder spraak, norsch wachtend tot ik wat zou
zeggen.... De eenzame, die zoo hatelijk kan zijn als een koude
stormnacht, die kan grijnzen als een satan en die een poosje later,
neen! tegelijkertijd, kan glimlachen zoo innig als een eerste
lentemorgen en de zon kan aanroepen als een kweelend vogeltje, dat
licht omhoog zich werpt in de wazige lucht....
En was dat nu Van Deyssel? die vriendelijke, voorkomende, gezellig
babbelende heer, met zijn stijven knevel en zijn netjes
gladgeschoren kaken?
--"Zoo, wilt u nu misschien even mee naar boven komen? Ik zal u maar
voorgaan, niet waar? Past u op, het is hier wat donker, en voordat u in
de gang komt, moet u nog een treedje op. Bent u er? Prachtig. Nu hier
maar binnen."
Als men in Van Deyssel's werkkamer komt is men niet heelemaal op zijn
gemak. Men voelt zich beklemd bij de gedachte aan den taaien strijd, die
hier zoo vaak werd gestreden, en men verbeeldt zich ... luister!...
"Toen ben ik gaan wezen alleen met mij zelf, en heb mij in wanhoop
bekend, dat ik de gedachte nooit zou zien, haar nooit zou weten en
kennen, nooit, nooit voor mij de gedachte.... Ik houd van schrijvers,
die lang-uit erge mooie, errege groote zaken schrijven, van schrijvers
met volumineuze, dikke, breede, zware zinnen.... Ik houd van woorden,
die op mij aanstormen ... als ... kom eens hier, Jann
|