eman ... je bent
heelemaal niet geleerd...."--men verbeeldt zich, dat er van onder het
gele lampe-schijnsel fragmenten van zinnen en rythme van zwaar-gehouwen
proza, verward, vaag, onwezenlijk komen aangemurmeld.
En al heb je nu ook jaren verlangd eens een enkel keertje bij hem, bij
hem, te mogen zijn, heelemaal op je gemak voel je je niet. Maar....
"Gaat u toch zitten. Wou u wat meer in het licht komen? Om
aanteekeningen te maken? Zoo, dat is heel aardig. U doe maar! Een
sigaar? Nee, ik vind uw vragen niet onbescheiden.... Welnee, heelemaal
niet. Vraag u maar gerust."
En je bent plotseling verlost van je beklemming, en zoo blij, zoo blij!
Dan Van Deyssel, doodkalm, met een vriendelijk gezicht aan het
vertellen. Van tijd tot tijd komt hij bijna in opwinding. Niet heelemaal
... want dat doet-ie niet in gezelschap. Maar een klein beetje. Als het
zoover met hem is, buigt hij voorover uit zijn leunstoel en slaat zijn
zware witte hand driftig op en neer:
VAN DEYSSEL'S DEBUUT.
"Ik ben van een familie van auteurs. Ik zag mijn vader altijd schrijven,
en toen ben ik het ook maar gaan probeeren. En toen was er ... wacht
eens, in welk jaar was dat? ... in '79 of '80 zoowat, toen verscheen
er.... U moet weten, mijn vader had een tijdschrift: "De Dietsche
Warande" ... en ik had veel Fransche auteurs gelezen.... En toen kwam er
in 'n ander tijdschrift een artikel van dr. Schaepman; tegen Victor Hugo
was dat gesteld. Ik was toen zestien jaar ... ik voelde mij juist een
groot bewonderaar van Hugo.... Toen voelde ik mij geroepen, om daar een
lang artikel tegen in te gaan schrijven: "De eer der Fransche meesters".
Bij die gelegenheid bracht ik ook den naam Van Deyssel in de wereld.
Mijn artikel lokte heel wat polemiek uit; niemand wist van wien het was
en de grappigste veronderstellingen liepen daarover. Ik was toen nog
heel jong feitelijk, en aan mij dacht niemand. Op mijn verdediging kwam
natuurlijk weer een antwoord; de zaak trok de aandacht van de pers,
tijdschriftartikelen en brochures werden geschreven en de geschiedenis
heeft wel een jaar geduurd.
"Dat was een aardig debuut ... ja ... omdat sommige menschen dachten, dat
mijn vader het was ... en daardoor werd er meer werk van gemaakt dan
anders misschien wel het geval zou geweest zijn. Die "Dietsche Warande"
had maar heel weinig abonne's en verscheen niet eens op gezette tijden.
Nu, als er dan eens wat byzonders in stond, dan had mijn vader het
gedaan, dacht
|