ing en de mijne....
DE GROEP VALT UITEEN.
In '88 trad Verwey uit de redactie, om persoonlijke redenen. Naar mate
Verwey meer volwassen man werd, pasten onze karakters minder bij elkaar:
hij was een beetje moeilijk. Paap ging er dadelijk uit, nl. in '86. In
1890 kwam P.L. Tak tot ons, een braaf man, toen nog geen socialist. Maar
in '94 trad hij met Van der Goes en Van Eeden weer uit onze groep. Ik
bleef toen alleen achter en vereenigde mij met Tideman en Boeken. De
"Nieuwe Gids" ging van Versluys over op Van Looy en werd toen alleen
literair, en dat kwam doordat Van Looy's opinie in politiek niet
overeenstemde met de onze.
HUWELIJK.
In 1900 ben ik getrouwd met Jeanne Reyneke van Stuwe, die toen, bij
Veenstra, aan het hoofd stond van het tijdschriftje "Arcadia". Onze
tijdschriften smolten toen samen, en zoo werd mijn vrouw redactrice van
"De Nieuwe Gids", die sedert 1 Januari 1908 weer een algemeen
tijdschrift is geworden.
ER IS MAAR EEN GOEDE RICHTING.
Wat mijn richting betreft: ik vind, dat er altijd maar een goede
richting is geweest in de literatuur, nl. de richting, die goede kunst
maakt. Maar je hebt ook altijd gehad allerlei partijtjes, die nog wat
anders van de literatuur verlangen. Die willen er een of ander doel mee
bevorderen, hun partijbelang b.v. Naar mijn meening is kunst, die iets
anders doet dan denken aan zich zelf, nl. te trachten naar zuivere
weergave van het leven, hetzij in den mensch, hetzij daarbuiten, een
beetje van den rechten weg af. Zoodra je de bijgedachte hebt: ik wil 't
leven zoo laten zien, dat de menschen onder den invloed van mijn werk op
ideeen komen, die ze anders niet zouden hebben, moet je het leven een
beetje verwringen, datgene er uitkiezen, waardoor die ideeen worden
opgewekt, en zoodoende een eenigszins valsch beeld geven van het leven.
Een slecht boek is niet objectief: het maakt een anderen indruk op je
dan de werkelijkheid. Objectief kan werk alleen zijn, als 't verduiveld
goeie kunst is.
KUNSTENAAR EN REFERENT.
Een boek kan natuurlijk wel goede historie zijn, zonder tot de kunst te
worden gerekend. Een kunstwerk heeft een bepaald persoonlijk karakter,
er spreekt een ziel uit, en iemand, die niets doet dan nuchtere feiten
weergeven, terwijl die feiten buiten hem omgaan, is een referent, maar
geen kunstenaar. Ja, van sommige schrijvers beweert men wel, dat zij de
nuchtere werkelijkheid geven, maar heel dikwijls is dit niet zoo,--o
|