ek ben
geweest, zoodat ik nooit een ding heb moeten verzuimen,--wat een
wonder is.
Ik heb dikwijls het voorrecht gehad op menschen te mogen wijzen, waar
men eigenlijk niets van wist. Zoo bv. op Mevrouw Kempers, de
soldaten-moeder; dat beste brave mensch dat zoo ongelukkig was. Jonker
Graafland, de held van Atjeh ... Nelly van Kol ... Ja, dat was wel
aardig. In 1898, toen de Koningin aan de regeering kwam. Ik gaf een mooi
portret van Koningin Wilhelmina, en sprak de hoop uit, dat ik later een
Koningin in haar zou mogen huldigen. Dat ze 't was moest ze nog toonen;
maar kon ik nog geen hulde brengen aan het "_Kind-Koningin_," ik
verheugde mij er in, te mogen wijzen op onze "_koningin der kinderen_,"
op Nelly.... Later, toen zij afscheid nam van haar tijdschrift "De
Vrouw", heeft zij gememoreerd, dat de groote opgang van dat blad
dagteekende van mijn artikel.
Die "Revue" is een enorm stuk werk, een stuk leven bijna. En daar hij
mij in aanraking heeft gebracht met menschen van allerlei richting, hoop
ik dat hij mijn blik heeft verruimd.
In 1904 heb ik nog uitgegeven "Uit de snijkamer", waarin de meest
verschillende zijden van mijn kunnen zijn vertegenwoordigd. Hoe ik aan
dien naam kom? Heel eenvoudig: De snijkamer is de plaats waar je de
menschen open maakt en kijkt wat er van binnen in zit. Ik tracht ze
psychisch van binnen te bekijken, ik opereer ze, om te zien wat er in ze
is omgegaan. En sedert 1 Januari ben ik in de redactie van de "Nieuwe
Gids" gekomen.
NETSCHER OVER ONZE LITERATUUR.
Wat mijn meening over de schrijvers van den laatsten tijd betreft: Van
Deyssel en Kloos zijn voor mij wel twee van de meest byzondere figuren
die we hebben. Alleen betreur ik het, dat van Deyssel terecht is gekomen
in de "Kleinmalerei", dat hij niet 't groote werk heeft gemaakt, _het_
boek van de eeuw, _de_ moderne roman, die ik jarenlang van hem
verwachtte. Ook vind ik 't groot jammer, dat Kloos zich heeft opgesloten
in een byzondere levensuiting....
Dat hangt samen daarmee: dat ik behoefte heb gevoeld, mij te bewegen in
allerlei richtingen.
DE ARTIST EN "HET OPENBARE LEVEN."
Een artist moet als 't ware wortelen in 't maatschappelijke leven ... ik
geloof,--als ik die plantkundige taal nog even mag gebruiken,--dat de
improductiviteit van veel artisten hieruit te verklaren is, dat zij al
't voedsel uit de lucht willen halen en niets uit de aarde. De enorme
productiviteit van Zola, die ons verbaast, van Bal
|