ijkheid en daar ga ik zoo ver in,
dat ik zelfs hun taalfouten in mijn werk opneem."
--"En doet u dat instinctief of berust dat op een bepaalde overtuiging."
--"Dat gaat bij mij stelselmatig zoo. Querido heeft eens geschreven: je
hoeft alles niet gezien te hebben, je hoeft alles niet te weten. Als je
zoo'n klein beetje gezien hebt, dan maak je er zoo een boek van. Neen,
zeg ik, je moet zoooo veel gezien hebben, en dan maak je er een heel
klein boekje van. Ik breng nooit personen in levensomstandigheden die ik
niet ken. Ik wou dolgraag een socialistisch boek schrijven, maar ik doe
't niet omdat ik het leven van die fabrieksarbeiders niet ken. Toen ik
een boek schreef over het boerenleven ben ik bij dien boer gaan
logeeren. De menschen die ik in mijn Monte-Carlo-novellen beschrijf heb
ik allemaal gezien, allemaal gezien.... Nu zeggen de menschen: "Schep
met je fantazie." Ja, maar die is altijd ontoereikend; je weet niet of
die zuiver is of onzuiver. Ik weet bijv. dat verschillende menschen zoo
heel verschillend hun zinnen maken. Die kun je natuurlijk wel uitvinden,
maar beter is, dat je ze van ieder individu persoonlijk weet. De meeste
menschen letten daar niet op: die hooren iemand spreken en daarmee uit.
Maar de zinsbouw van de menschen loopt erg uiteen. En als ik die
menschen behandel, dan moet ik ze persoonlijk hooren praten."
--"Maar geeft u dat geen gevoel van schennis, als u zoo personen uit uw
naaste omgeving in het openbaar ontleedt?"
DOODE NATUUR EN GEKRENKTE MODELLEN.
--"Dat heb ik wel eens gehad, maar ik zeg maar: Als ik dat niet doe, dan
kan ik niet werken. Een schilder gaat naar buiten: een slootje
schilderen; en die man is heel gelukkig: want de dingen kunnen 't hem
niet verwijten. Maar ik moet net zoo iets met de menschen doen, en dat
kan ik niet helpen. Ze zeggen wel eens van me: Hij heeft zijn heele
familie beschreven. In hemelsnaam. Ik kan 't niet helpen!
"Maar dat brengt me natuurlijk wel eens in rare omstandigheden. Je hebt
menschen met heele beroerde familieverhoudingen en die willen zich
wreken over het een of ander, en dan komen ze bij me en ze zeggen: "We
willen u alles vertellen, haarfijn, als u er een roman van maakt". Maar
dat is niets voor mij: Ik wil 't heel graag allemaal aanhooren, geef ik
ze dan ten antwoord, maar of ik er een roman van kan maken, dat beloof
ik niet ... en dan willen ze me doorgaans niets vertellen.--"
Ons praatje was ten einde: twaalf uur. We babbelden
|