geen indruk krijg. Daarmee wil ik niet zeggen dat ik
sommige personen-in-actie van Querido niet uitmuntend vind. De dochter
van den juwelier in "Levensgang", Kees de strooper. Uitstekend. Sommige
tooneeltjes uit de Kermisbeschrijving in "Menschenwee".... Maar ik zou
dat boek tot op de helft willen reduceeren. Hij is te uitbundig en
daardoor verlies ik er mijn aandacht bij. Kunstenaarsleven, zijn laatste
boek, vind ik heel wat minder dan de andere. "Zegepraal" daarentegen
vind ik goed, om het juist weergegeven gemoedsleven. Maar met zijn wijze
van werken kan ik ook al weer niet mee: Nee, dat werkwoorden maken van
zelfstandige naamwoorden, o god nee, dat kan ik niet hebben!... Een heel
enkele keer kun je zoo'n buitenissigheid wel gebruiken. Maar als het
regel wordt, dan doet het zeer onaangenaam aan."
--"Hoe is eigenlijk uw wijze van werken?"
ZIJN MODELLEN.
"De personen komen in mij op met hun handelingen tegelijk. Dat is iets
dat zich aan mij opdringt. Gegevens verzamelen? ja, dat doe ik ook: ik
heb schriften vol. Als ik een of andere uitdrukking hoor die ik typisch
vind, dan schrijf ik die op. Maar, eenmaal opgeschreven, blijft-ie wel
in mijn hoofd. Dan hoef ik hem ook niet meer na te slaan. In mijn
dialoog vindt u altijd uitdrukkingen die ik heb gehoord. En bij het
schrijven heb ik altijd bepaalde personen die ik voor me zie. Natuurlijk
gebruik ik een zelfde persoon wel eens twee-driemaal, telkens van een
andere kant bekeken. Maar ik gebruik altijd mij bekende personen als
model. En daarmee heb ik dan wel eens gekke resultaten. De menschen
weten dat natuurlijk wel een beetje van me ... ze vertellen me niet
alles meer. Maar als ze aan het raden gaan: wie bedoelt-ie nu eigenlijk?
dan hebben ze de plank glad mis meestal. Komt 't doordat ze zoo'n
persoon toevallig niet kennen, komt 't doordat ik slecht heb geschetst,
ik weet't niet. Altijd gebruik ik personen die ik ontmoet heb, en als ik
een stuk ontwerp, dan kunt u in mijn concepten de menschen vinden onder
hun _werkelijken_ naam. Eerst later verander ik die namen. Dat is
gemakkelijker voor me. Dan denk ik een poosje na: welken naam zal ik jou
nu geven, en hoe zal ik jou eigenlijk noemen? Trouwens, Ibsen dee dat
ook, dat heeft hij me zelf gezegd. Ik vroeg hem er eens naar en hij
antwoordde: Neen, mijn figuren zijn personen en geen symbolen. Maar, zei
Ibsen, levens worden soms van zelf symboliek als je ze scherp bekijkt.
Al mijn personen heb ik uit de werkel
|