ed bij getoond.
"Ons eerste nummer sloeg er nog al goed in. Prosper van Langendonck was
zoowat de eenige onder ons die vaste ideeen over literatuur had, de
eenige die goede kritieken kon schrijven."
GEWIJZIGDE IDEEEN.
"Onze gedachten waren in die paar jaar trouwens al gewijzigd. Wij hielden
nu bepaald veel minder van Pol de Mont. Wij voelden nu hoe oppervlakkige
lichtschittering daar in zijn poezie stak, en dat gebrek aan diepte deed
ons onaangenaam aan. Daarbij kwam ook nog wel iets anders: Pol de Mont
voelde zich altijd zoo'n beetje het hoofd van de renaissance in de
Vlaamsche literatuur ... enne ... hoe zal ik zeggen? altijd gereed om
een speech af te steken of een toost te slaan. En wij hielden daar niet
van. We waren heel jonk, maar ook ernst hadden we genoeg.... Maar
Rodenbach bleef onze man. En Van Langendonck, de rijpste geest onder
ons, wist wel duidelijk te zeggen waarom wij Rodenbach stelden boven De
Mont. Wij voor ons voelden bij Rodenbach meer een menschelijk gevoel dat
zich in verzen uitdrukt ... bij de Mont was 't ons te veel rijm en
rythme ... wij voelden niet veel vertrouwen in de sentimenten die hij
wilde uitdrukken. En--er kwam zoo iets van een breuk tusschen De Mont en
ons, omdat wij hem niet hadden gevraagd, deel uit te maken van de
redactie van "Nu en straks". Dat was de eerste keer dat hij niet meer
beschouwd werd als het hoofd van de jongere school in Vlaanderen en ik
begrijp nu dat hij dat moeilijk heeft kunnen opkroppen."
VERHOUDING TOT DE OUDEREN.
"Overigens hebben wij De Mont of welken dichter van de oude school dan
ook nooit aangevallen. Alleen de oudere critici gingen we te lijf, als
die werkelijk kwaad deden. Zoo bijvoorbeeld de leden van de Vlaamsche
academie,--toen die Guido Gezelle op het eind van zijn leven wilden
aanranden--toen hebben wij ze tamelijk onzacht tegen den vloer
gekwakt--en ze zijn blijven liggen. Verder hebben wij van de ouderen
nooit iets gezegd dat krenken kon.
"En verder: indien wij hadden beschikt over wat meer ervaring, dan hadd'
ons tijdschrift blijven bestaan. Het stond ook tamelijk vast. Maar we
zijn onhandig te werk gegaan. Niettemin: goede resultaten hebben we
bereikt: men voelde dat er een nieuwe koers was, ook in de literatuur.
Men bleef niet langer vastzitten in den ouden rimram ... wij hebben
ineens wat lawijd gemaakt, en dat werkte. Ook het decoratief gedeelte
van het tijdschrift waarvoor Henry Van der Velde geheel verantwoordel
|