udiger te blijven en
minder middelen te gebruiken om 'n zeker effect te bereiken. Ik wil heel
sober zijn. Er staat in mijn boek geen enkele zin waarvan ik mij niet
zeer nauwlettend rekenschap heb gegeven, waarin ik niet angstvallig heb
nagegaan wat ieder woordje in dat bepaalde verband te beduiden heeft....
En toch,... zoo'n zin is niet 't werk van 't kalme bewustzijn, 't
Gebeurt mij wel dat ik niet juist gestemd ben en dan kan ik niets
vinden.... En er zijn wel andere zaken, die men onmiddellijk vindt. Dan
voel ik wel dat 't goed is, maar of dat nu ontleed kan worden, dat
weet ik niet.
Voorlezen? U doet mij daar een vreemd verzoek. Ik houd er niet van, uit
mijn werk aan anderen voor te lezen.... Maar enfin, u vraagt 't, en ik
zal de hardste niet zijn.
Daar zijn in mijn werk van die vondsten die ik zeer gelukkig heet en
waarmee ik blij was. Zoo, ik sla 't boek op ... op goed geluk ... en God
zegene den greep.... Hier,... page 75.
"Toen de haan hem wakker kraaide, was het woud door de open deur gezien,
al blauwig van den vroegen uchtend; een rozige straal gleed van het
vensterken in de kluis, en buiten was er getjilp en gefluit van meezen
en merels in de koelte."
Ik was al heel gelukkig toen ik dat geschreven had omdat ik daarin een
synthetisch beeld geef ... dat vochtige ... dien blauwigen nevel
tusschen de boomen van 'n woud voel ik daar zoo uit.... Dat klinkt mij
zoo goed: al blauwig van den vroegen uchtend ... ik zeg hier uchtend en
niet: morgend ... ook al weer om de zelfde reden ... dat komt zoo
van zelf.
Ja, ik schrijf uiterst langzaam ... herwerk sommige volzinnen wel drie
of vier maal. Maar er zijn natuurlijk ook plaatsen waar men om zoo te
zeggen zelf niet meer schrijft ... plaatsen waar men meegesleept wordt
door z'n ... door z'n ... ha-ha-ha-ha-ha.... Enfin, ik wil zeggen: waar
't gemakkelijk gaat, allez!
Heel 't begin is nog al moeizaam geschreven, dat wil zeggen de eerste
bladzijden, en Verwey heeft er van gezegd, dat de taal eenigzins
geforceerd is. Maar ik voor mij geloof ... wel, ik geloof dat-ie gelijk
heeft, voila.
Overigens ... 't boek is nu al van drie jaar geleden in dezen vorm ...
ik kon 't niet loslaten, ik kon 't niet uit m'n handen laten gaan
voordat 't me geheel bevredigde ... dat is nu eenmaal 'n ziekte van
me.... Maar met uitzondering van 't begin moet ik u zeggen, dat ik er
niets aan zou weten te veranderen.
De menschen bespreken mijn boek als 'n werk van de gedachte en
|