je staat. Maar
tusschen dat gevoel van aangenaam vinden en ... begrijpen is nogal eenig
verschil. Ja, uit een oogpunt zou ik het kunnen begrijpen: ik heb nl.
een grooten hekel gehad en dien heb ik nog, aan conventioneele taal en
conventioneele woorden. Zoodra ik in een boek vind menschen die met
conventioneele phrasen werken, dan haat ik dat boek zoo hard ik maar
haten kan. Ik heb altijd gestreefd naar het juiste woord. Daar hecht ik
nog aan. Het is mij natuurlijk wel gebeurd dat ik conventioneele woorden
gebruikte en dat ik er niet op lette, maar het streven blijft er toch.
Van elk woord moet ik weten dat ik dat bepaald bedoel. Zij, die in het
begin althans, ook zoo sterk tegen de conventie gekant waren, moeten in
mij een medestander hebben gevoeld, daar kan ik wel in komen."
DE OVERDREVEN VEREERING VAN DE WOORDKUNST.
Maar er is toch een opzicht waarin ik heelemaal niet met ze mee kan gaan
en dat is de overdreven vereering van de woordkunst, waardoor alles is
gereduceerd op klank, rythme en taalschoon. Het middel wordt dan doel.
De hoofdzaak is toch maar wat je schrijft en het hoe verdwijnt daarbij
dikwijls. Als ik wel eens een schrijver lees, die een grauw armebuurtje
op een triestigen dag weer beschrijft, dan kan ik dat heel mooi vinden,
maar als ik een auteur ontmoet die niets anders doet dan dat, dan zeg
ik: wat vind ik dat toch allemachtig pover!
--"Aan welke schrijvers geeft u dan de voorkeur?"
--"De man die het meeste invloed heeft gehad op mijn denken is Heine,
Heinrich Heine. Die had ik altijd open op mijn schrijftafel liggen. En
daarvan heb ik een ding altijd over gehouden: dat ik een haat heb aan al
wat ze noemen "onschuldige scherts". "Der Witz muss schlagen!" dat is er
bij mij altijd in gebleven. En dat heeft mij de heerlijkste voldoening
gegeven. Mijn moeder kon kort voor haar sterven zeggen: "Als Marcellus
eens een geestigheid wil vertellen dan is niets hem te heilig.""
GEEN ONSCHULDIGE GRAPPEN!
Als ik denk aan die eigenschap van mij--die ik weet!--dan denk ik
daarbij altijd aan Heine. Daarom heb ik ook nooit kunnen verdragen wat
ze noemen luim of boert. Dat zijn van die onschuldige grappen die de
menschen heel aardig vinden--maar ik zit er met een ijskoud gezicht bij.
Als ik zoo'n grap van af het tooneel hoor, dan geniet ik absoluut niet
meer van het heele stuk. Verleden Maandag nog: toen werd er in
"Oefening" een monoloog van mij voorgedragen, ter gelegenheid van het
75-jari
|