EN EN TAAL VERMOGEN.
"Dat berust op diepe gronden. Ik heb daar een duidelijk uitgesproken
meening over, waarom een heel diep en algemeen-menschelijk streven
meestal samengaat met een groot taalvermogen. Ik zal die meening
schriftelijk uiteen zetten. Laat ik U hier alleen zeggen: neen, ik
geloof niet, dat we hier staan voor een toevalligheid. Maar hierbij
moeten wij ook in het oog houden, dat die twee niet altijd in dezelfde
mate samengaan. Schiller bv. was een man van voornamelijk ethische
kracht, een, die niet bezat het groote lyrische vermogen van Shelley.
Maar hij bezat volkomen wat ook Shelley bezat, de groote, nobele
menschelijkheid, en daardoor alleen werd er een dichter uit hem. Dat
hadden zij, de mannen van '80, in Schiller volkomen genegeerd. En zoodra
ik vol ging houden, dat dit algemeen-menschelijke niet mocht worden
losgelaten, vond ik Kloos tegenover me. Mijn eerste verzet tegen Kloos
begon: toen hij de expressie "een goed mensch" uit de taal wou
schrappen."
--"Nu komt er een onnoozele vraag: Wilt u dan alle tendenz-literatuur
als kunst laten gelden?"
HET KENMERK VAN VERKEERDE TENDENZ-LITERATUUR.
--"Neen, er is verkeerde tendenz-literatuur, die, waarbij een zekere
moraal wordt gepredikt. Dat is de tendenz, die bv. Schiller niet wilde.
Ik zou u citaten kunnen geven, waaruit blijkt, dat hij valsch noemt:
werk, dat den lezer of den aanschouwer wil meesleepen in deze of gene
richting. Wat is dan het verschil, zult u vragen. Dit:--dat de
kunstenaar, die een zuiver kunstwerk maakt, daarbij wordt bewogen door
de schoonheid van zijn idealen, ook al zijn dit ethische idealen. De
mensch, die onzuiver werk maakt, denkt om den invloed, dien hij op
anderen zal hebben, tracht zijn lezers over te halen tot zijn
overtuiging. Dit nu kan een echt kunstenaar als zoodanig niets schelen.
Die let alleen op de schoonheid van hetgeen hij voor zich ziet. Let u op
een van de hoofdwerken van Shelley, dan voelt u, dat hij in grenzelooze
bewondering is voor hoog-menschelijke eigenschappen. Maar u merkt niet
in hem de kleinste poging om iemand te bekeeren tot zijn opvattingen.
Als die bekeering komt, dan moet ze komen door de schoonheid van wat hij
te aanschouwen geeft. Maar wat hij u laat zien, dat zijn ethische
dingen, menschelijke, moreele schoonheid. Daartegenover stel nu eens de
boeken van Mevrouw Goedkoop-Van Beek en Donk, of Barthold Meryan van
Cornelie Huygens. Daar komen goede gedeelten in, maar als geheel sta
|