e ideeen, die hij nu al zooveel
jaren in zich omdraagt en steeds rijper voelt worden. Bovendien: "Ik ben
overtuigd, meneer, dat er maar een vorm is, waarin men zich kan uiten,
en dat is de vorm, die "het doet". Ik spreek niet graag over personen of
boeken, over dingen, die nog niet als afgedaan worden beschouwd. Alles
wat ik te zeggen heb, vindt u in mijn tijdschrift, in den besten vorm,
dien ik er voor kon vinden. Mijn woorden zijn op een goudschaaltje
gewogen, en zooals het daar staat, precies zoo bedoel ik het. Maar ga ik
nu spreken, dan kan ik licht iets vergeten, iets anders te veel betonen
... en werkelijk, daar zou ik later veel spijt van hebben...."
Ik werd al bang, dat het mij niet gelukken zou, iets interessants mede
te deelen omtrent dezen dichter. Ik voelde een soort gene, kon er niet
zoo gemakkelijk toe overgaan, hem te vragen naar byzonderheden uit zijn
leven, naar datgene, dat men zoo graag leest. Zijn langdurige, eenzame
overpeinzingen wennen er dezen man aan, zich in zijn spreken al heel
spoedig boven den beganen grond te verheffen, te gaan uitweiden over
principes, over wijsbegeerte, over de grenzen van zijn kunst, over het
algemeene, waarvoor men zoo heel moeilijk woorden, zeer trage woorden
vindt. Als men zoover is gekomen, worden de gedachten zoo licht en zoo
ijl, dat men ze bijna ontheiligt door ze te zeggen.
Wat hij mij uit zijn vroeger leven mededeelde, was in zeer eenvoudige
bewoordingen vervat. En gij vindt niet veel spannende avonturen in
zijn verhaal:
SCHRIJVEN UIT LIEFHEBBERIJ.
"Hoe ga je schrijven? Omdat 't je invalt. Er is eigenlijk geen andere
reden. Ik kan niet zeggen, dat er bij mij een bepaalde aanleiding
aanwezig was. Liefhebberij, dat is de eenige oorzaak. Er waren te
Amsterdam een paar jongelui, die een eigen tijdschrift noodig hadden,
omdat ze, ja, voor het meerendeel wel medewerkten in de "Amsterdammer",
maar daar sommige personen niet mochten aanvallen. In het algemeen moet
u dit in aanmerking nemen: dat aan die wording van "De Nieuwe Gids"
tegenwoordig wel veel waarde wordt gehecht,--het is nu eenmaal
geschiedenis geworden, en ook is de invloed van ons eerste werk bij vele
schrijvers en bij het groote publiek duidelijk te onderkennen,--maar ik
verhoud mij daar wel wat anders tegen."
"EEN JAAR OF WAT UIT MIJN JEUGD."
Voor mij vertegenwoordigt die "Nieuwe Gids"-beweging maar een jaar of
wat uit mijn jeugd, en niet meer. Zij vormt maar een heel klein stu
|