ls bot gevangen. Eindelijk kwam ik
op de gedachte, eens aan te loopen bij een uitgever, vlak bij mij in de
buurt, die toen pas begon. Dat was Versluys. Die wilde ons tijdschrift
wel aanpakken, mits er een beetje geld kon worden gestort. Maar wij
waren met ons vijven onbemiddelde studenten: Van Eeden, toen nog geen
dokter, Kloos, Willem Paap, Van der Goes, Albert Verwey.
Eindelijk slaagde Van Eeden er in, wat geld los te krijgen van zijn
familie, en ik heb ook wat geldelijken steun ontvangen van een dame, die
ik kende. Die was ook in de literatuur, had wat novellen geschreven,--
haar naam doet er niet toe--en die zei: "Fidutie heb ik er niet in, maar
ik kan 't missen, hier heb je duizend gulden." Zoo werd dan de "Nieuwe
Gids" opgericht, direct erg afgekeurd door de pers. Maar succes hadden
wij tamelijk spoedig.
MEDEWERKERS.
Het was een algemeen tijdschrift. Niet alleen letterkundigen werkten er
aan mee. Zoo had je jonge schilders, die het noodig vonden, nieuwe
ideeen, afwijkend van de algemeen geldende opinie, over hun kunst te
boekstaven. Jan Veth behoorde tot onze eerste medewerkers. Ook Bolland,
toen nog geen professor, maar leeraar aan het gymnasium te Batavia, kwam
tot ons, want niemand wilde iets van hem opnemen. Wij waren de eersten,
die wijsgeerige opstellen van hem publiceerden. Een ervaring hadden wij
allen gemeen: de officieele grootheden zeiden tot ons: "Neen, dank je,
we willen je niet."
HET WOORD EEN LEVEND WEZEN.
Verband tusschen nieuwere schilderkunst en nieuwere woordkunst? Ja, de
woorden waren voor ons niet langer abstracte, leege dingen, maar levende
wezens, die wij voelden, en, de essentie van ieder woord sterk voelend,
gingen wij beter schrijven. De prozastijl van tegenwoordig, ook de stijl
van gewone menschen, is veel beter dan de stijl van die dagen. Men maakt
thans veel minder gebruik van valsche beeldspraak, let meer op de
waarde van ieder woord. En ook in de schilderkunst gebeurde iets
dergelijks: men ging kleuren en lijnen voelen als levende dingen, niet
meer als iets abstracts. Met de wijsbegeerte is het weer iets anders. Ik
sprak u reeds van den invloed van 't onbewuste. Schopenhauer en v.
Hartmann zeggen ook, dat alles voortkomt uit het onbewuste, dat het
eerste, en misschien ook het laatste is. En nu zult u wel weten, dat
Bolland in den beginne een aanhanger was van de "Philosophie des
Unbewussten". Zoodoende moest ik wel verwantschap voelen tusschen zijn
overtuig
|