der, geen figuren, geen lammetje, geen
koetje, geen herder, geen hondje ... niets. En toch vond ik dat doek het
mooiste van de heele tentoonstelling. Dergelijke ideeen nu heb ik ook,
wanneer ik bladzijden lang zoo een tafel beschrijf."
DE "GRENZEN" VAN LETTER- EN SCHILDERKUNST.
"Nu is het nog een heel aardige quaestie, hoeverre mijn theoretisch
begrip in de literatuur gewenscht is:--De kunstenaar beweegt zich
volgens mij niet binnen zekere grenzen. Het is mijn idee, dat men b.v.
in de letterkunde evengoed schilderen mag als het er op aankomt. De
beeldhouwer Rodin heeft eens gemaakt een beeld van Balzac, en daarvan
werd gezegd: "Het is geen beeldhouwkunst, want een beeld moet aan alle
kanten afgerond zijn". Dit nu boezemt mij geen belang in. Het werkstuk
van Rodin geeft mij een heerlijken indruk en of het nu beeldhouwwerk is
of niet, dat kan mij niet verder schelen. Het is iets moois en laat het
nu uit 'n oogpunt van theorie een fout zijn, dan beweer ik, dat het is
een allergelukkigste fout".
--"Wat denkt u van onze literatuur op het oogenblik?"
"Dat is zoo gauw niet te zeggen. Ik zie om te beginnen geen afscheiding
tusschen wat men is gaan noemen de generatie van 1880 en die van 1890 of
1900. Het is mij niet duidelijk, dat daar markant verschil tusschen zou
zijn in bedoeling en prestatie".
--"Als ik u dan eens een groep mag opnoemen; wat denkt u van de "Nieuwe
Tijd"-groep."
DE SOCIALISTISCHE DICHTERS.
"Ik geloof, dat daar uitstekende talenten bij zijn. Neem b.v. Gorter. Of
neem een nieuwen bundel van mevrouw Roland Holst, die ik juist bezig ben
te bestudeeren: "Opwaartsche wegen". Dat is werkelijk heel mooi. En ik
voel verschrikkelijk veel voor de dichters van de "Nieuwe Tijd". Niet,
dat ik socialist zou zijn. Ik ben niets van dien aard, en allerminst een
socialist. U herinnert u, dat ik daar indertijd een groote polemiek
over had met Van der Goes. Nu, ik denk er nog zoo over. Ik bewonder in
hooge mate de dichtkunst van Gorter en zijn vrienden.[1] Maar ik ben van
meening, dat zij even mooie poezie zouden geven als ze hun leven aan
iets anders hadden geschonken. Ik geloof, dat ze ons altijd poezie, en
even goede poezie, zouden voortbrengen, in welke beweging ze zich ook
zouden bevinden. De keuze van hun onderwerp zou anders zijn, de aard van
de uitbeelding dezelfde."
--"Wat denkt u van die schrijvers, die in de gewone woorden van het
dagelijksche leven, de menschen en toestanden beschrijv
|