en, die zij
hebben waargenomen? zonder de bedoeling iets moois te maken, en dikwijls
met het uitdrukkelijk voornemen niet "literair" of "artistiek" te zijn."
[1] Zie blz. 89.
ZEKERE "SCHETSEN"-SCHRIJVERS.
"Ik geloof, dat men heel goed, zonder nieuwe woordvormen te maken, goeie
kunst kan produceeren. Men kan ook kunst voortbrengen zonder er zich
bepaald op toe te leggen. Een zin van zoo'n schrijver kan toch dikwijls
een bepaald rythme hebben, hetzij dat dit er met bewustzijn in wordt
gelegd, hetzij dat het vanzelf uit den auteur opwelt."
TENDENZ-KUNST.
"Deze schrijvers zullen blijvenden invloed hebben op onze literatuur,
zoolang ze, in weerwil van het niet begeeren, toch, huns ondanks, kunst
geven. Neem b.v. Heyermans. Die is, volgens mijn meening, een van onze
beste kunstenaars. Die schrijft ook met een strekking. En het kan zelfs
zijn: dat die strekking invloed oefent op zijn manier van uitbeelden,
invloed ten goede wil ik zeggen.... Maar dat kan ik niet nagaan. Dat
speelt zich in zijn binnenste af. Ik wil alleen maar zeggen, dat
tendentieuse kunst ook goede kunst kan zijn."
--"Een laatste vraag! Zullen wij binnenkort nog een uitvoerig werk van u
krijgen?"
HOE HIJ WERKT.
"Ik werk heel vreemd. Aan de meeste dingen ben ik mijn heele leven
bezig. En ik publiceer ze bij gedeelten. Dat gaat zoo maar altijd door;
b.v. ik zal een drama beginnen. Daar werk ik eenigen tijd aan, maar het
bevalt mij heelemaal niet. Dan leg ik het opzij. Maar een poosje later
neem ik het weer op, en werk het over. Dat gaat heel onregelmatig. En
als ik na een poosje zoo'n stuk in handen krijg, dan kan het mij
gebeuren, dat ik denk: Het was toch zoo kwaad niet. Zoo zijn mijn meeste
werken door mijn geheele leven geborduurd. Bijna niets heb ik aan een
stuk geschreven.
"Soms heb ik wel eens lust: mij geheel in eenzaamheid terug te trekken,
geen enkel persoon te spreken en heel in de stilte verder te werken. Ik
heb dat vroeger wel eens gedaan. Toen woonde ik in Belgie, in Luxemburg,
acht maanden lang boven op een hoogen berg, midden in de sneeuw. Toen
stond ik voor dag en dauw op: 's morgens om een uur of zes had ik al een
heel stuk geschreven doorgaans. Maar ik bewoog mij toen ook veel in de
open lucht. Dat moet je doen, anders wordt de eenzaamheid gevaarlijk. In
dien tijd heb ik mijn "Kleine Republiek" geschreven. Ik zeg u dit om u
te doen begrijpen, hoeveel werkkracht de eenzaamheid mij geeft, en welk
een
|