gelijkmatigheid zij in mijn arbeid doet komen.
"Op dit oogenblik ben ik bezig aan een drama. Maar wanneer het
verschijnt, weet ik niet. Ik moet het eerst opgevoerd krijgen, en ik
weet niet of het mij lukken zal. Want dat is niet zoo gemakkelijk. Er
komen allerlei vreemde decoraties aan te pas".
Toen zette ik een streep in mijn aan teekenboekje, want ik moest
oppassen mijn trein niet te missen. Jammer, want de tong van den Meester
werd losser, en ik voelde, dat ik diep genoeg in zijn persoon was
doorgedrongen om hem door enkele korte vraagjes te brengen: tot het
aanroeren van details, wier bespreking een zekere zenuwspanning
vereischt. En die spanning, die gedachte-helderheid, leek mij aanwezig.
Maar ik moest weg. Nog enkele minuten waren mij gelaten. En ik vroeg hem
of ik even om mij heen mocht kijken.
--Zeker! een aardig idee.
Het was maar een eenvoudige kamer. In het midden een zeer groote tafel
met groen laken bekleed. Daarop: dubbele boekenrij. Veel boeken langs de
wanden en in de hooge vensternissen. Ook een ruw-houten behangerstafel:
plank op schragen, met bundels papieren. Een simpele olielamp verlichtte
het geheel. De wanden stonden in schemer en vaag onderscheidde ik een
witte vrouwe-buste in een hoek. Achter mij op den oud-Hollandschen
schouw een terra-cotta relief, dat beeldde een mannekop met hoekigen
schedelbouw en stuggen baard: Den echten Van Deyssel, zou ik gezegd
hebben....
... Indien de meneer in den trijpen voltaire, de vriendelijke meneer,
met zijn netjes geschoren kaken en zijn stijve snorren, niet reeds lang
de "echte" Van Deyssel voor mij was geworden.
Toen stapte ik het treedje, waarvoor ik begin van den avond had moeten
oppassen, weer af, liet mij door den Meester brengen op den weg, die
"het voordeel heeft, dat men hem niet missen kan". We gingen langs een
smal zandpad, en hij gaf mij duwtjes, en trekjes aan mijn mouw, om mij
niet te doen afdwalen. "U moet maar naar boven kijken," zei hij nog.
"Geen beter middel om op het pad te blijven".
Het was zeer donker om ons heen. Tusschen de boomtoppen, denne-toppen,
werd ik vaagjes 't diepe hemelblauw gewaar. Van den weg viel niets te
onderscheiden.
Ook van den Meester niet. En dat vond ik maar heel goed ook, want dat
Van Deyssel ... zie je: Van Deyssel; zijn tijd gebruikte, om mij iets te
wijzen, dat ik waarschijnlijk met wat moeite zelf wel hadd' gevonden ...
dat kon ik toch niet goed zetten. En hoewel ik zeer had genoten in zijn
|