FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58  
59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   >>   >|  
en welker verbazende wieken opzwollen door den zeewind, gelijk de zeilen van een schip. Hoe heerlijk zouden de lieve Graeuben en ik gewandeld hebben naar de haven, waar de tweedekkers en de fregatten rustig sliepen onder hun rood dak, langs de groene oevers der straat, door die dichte boschjes, in wier midden de citadel zich verschuilt, welker kannonen hun zwarten muil tusschen de takken der vlier- en wilgen-boomen uitsteken! Maar helaas! zij was verre weg, mijn arme Graeuben, en mocht ik hopen haar ooit weder te zien? Al werd mijn oom niets gewaar van deze bekoorlijke plekjes, zoo werd hij toch levendig getroffen door het gezicht van een zekeren klokketoren op het eiland Amak, dat het zuidwestelijk gedeelte van Kopenhagen uitmaakt. Ik kreeg order om mede daarheen te gaan; ik stapte op eene kleine stoomboot, die op de kanalen voer en binnen weinige oogenblikken legde zij aan bij de dokwerf-kade. Na eenige nauwe straten doorgegaan te zijn, waar galeiboeven, met half gele half grauwe broeken gekleed onder den stok der onderofficieren werkten, kwamen wij voor de Vor-Frelselskerk. Die kerk leverde niets merkwaardigs op. Maar ziehier waarom haar vrij hooge toren de aandacht des professors getrokken had: van het platte dak af kronkelde zich van buiten eene trap om de spits en zijne schroeflijnen ontwikkelden zich hoog in de lucht. "Laten wij hem beklimmen," zeide mijn oom. "Maar de duizeligheid?" hernam ik. "Eene reden te meer, gij moet er aan gewennen." "Evenwel...." "Kom, zeg ik u, wij moeten geen tijd verspillen." Ik moest gehoorzamen. Een oppasser, die aan de overzijde der straat woonde, gaf ons een sleutel en de beklimming begon. Mijn oom ging mij met vlugge schreden voor. Ik volgde hem niet zonder angst, want ik werd zeer licht in het hoofd. Ik had noch de vastheid der arenden, noch de gevoelloosheid hunner zenuwen. Zoolang wij nog binnen de moerschroef waren, ging alles goed; maar na honderd vijftig treden geklommen te zijn, sloeg de wind mij in het gezicht; wij waren op het platte dak van den toren gekomen. Daar begon de, met eene brooze leuning voorziene luchttrap, welker treden, die hoe langer hoe smaller werden, tot in het oneindige schenen te klimmen. "Ik kan er nooit komen!" riep ik uit. "Zoudt gij bij toeval een durfniet zijn? Klim!" antwoordde de professor onmeedoogend. Ik moest dus wel volgen, terwijl ik mij stevig vasthield. De open lucht bedwelmde mij; ik voelde den toren
PREV.   NEXT  
|<   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58  
59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   >>   >|  



Top keywords:
welker
 

gezicht

 

treden

 

binnen

 

Graeuben

 

platte

 
straat
 

sleutel

 

beklimming

 
ontwikkelden

woonde

 

schroeflijnen

 

schreden

 

vlugge

 
kronkelde
 

buiten

 

overzijde

 
hernam
 

verspillen

 

moeten


beklimmen

 

Evenwel

 
oppasser
 

gewennen

 

duizeligheid

 

gehoorzamen

 
Zoolang
 

toeval

 
klimmen
 
smaller

langer

 

werden

 

schenen

 

oneindige

 

durfniet

 

vasthield

 

stevig

 

voelde

 

bedwelmde

 
terwijl

volgen
 

professor

 

antwoordde

 

onmeedoogend

 
luchttrap
 

voorziene

 

arenden

 
vastheid
 

gevoelloosheid

 

hunner