n bij de gedachte, dat
ik minder moedig zou zijn dan hij. Ware ik alleen geweest, dan zou
ik nog eens de reeks gewichtige gronden geopperd hebben; maar in
tegenwoordigheid van den gids zweeg ik; eene mijner herinneringen
vloog naar mijn lief meisje en ik naderde den middelsten schoorsteen.
Ik heb reeds gezegd, dat hij honderd voet in middellijn of drie
honderd voet in omtrek mat. Ik bukte over eene overhangende rots
en zag naar beneden; mijne haren rezen te berge. Het gevoel van het
ledige maakte zich van mij meester. Ik voelde het zwaartepunt zich
in mij verplaatsen en de duizeligheid als dronkenschap naar mijn
hoofd stijgen. Niets bedwelmt meer dan die aantrekkingskracht van
den afgrond. Ik was op het punt van te vallen. Eene hand hield mij
tegen: die van Hans. Zeker had ik nog niet genoeg les genomen in het
nederzien in den afgrond op de Frelsers-Kirk te Kopenhagen.
Al had ik maar even mijne blikken in dien put laten vallen, nochtans
had ik mij vergewist van zijne inrichting. Zijne bijna loodrechte
wanden leverden wel talrijke uitstekende punten op, die de nederdaling
gemakkelijk konden maken; maar ontbrak al de trap niet, de leuning
wel. Een touw, aan de opening vastgemaakt, zou toereikende geweest
zijn om ons te steunen; maar hoe moest het losgemaakt worden, als
wij beneden waren gekomen?
Mijn oom gebruikte een zeer eenvoudig middel om dit bezwaar uit
den weg te ruimen. Hij ontrolde een touw zoo dik als een duim en
ter lengte van vier honderd voet; hij vierde er eerst de helft van,
draaide het toen om een uitstekend brok lava en wierp de andere helft
in den schoorsteen. Ieder onzer kon nu nederdalen, de beide helften
van het touw, dat niet losraken kon, in de hand houdende; waren wij
eerst maar twee honderd voet gedaald, dan zou niets gemakkelijker zijn
dan het naar ons toe te halen door het eene einde los te laten en aan
het andere te trekken. Vervolgens herhaalde men die bewerking slechts
"usque ad infinitum".
Nadat die toebereidselen afgeloopen waren, zeide mijn oom: "Nu zullen
wij ons met de bagage bezighouden; wij zullen ze in drie pakken
verdeelen en ieder onzer zal er een op zijn rug binden; ik spreek
alleen van de breekbare voorwerpen."
De stoutmoedige professor plaatste ons blijkbaar niet in deze laatste
afdeeling.
"Hans," hernam hij, "zal zich belasten met de werktuigen en een
gedeelte der levensmiddelen; gij, Axel! met een ander derde deel
der levensmiddelen en met de wapenen; ik, met het o
|