ig met volle zeilen te
zien uitloopen en met den zuidenwind het ruime sop kiezen.
Maar die begoocheling verdween weldra. Stellig waren wij de eenige
levende schepselen in deze onderaardsche wereld. Als de wind
soms ging liggen, daalde eene stilte, nog veel dieper dan die der
woestijn, op de dorre rotsen, en drukte op de oppervlakte van den
oceaan. Dan trachtte ik door de verre nevelen heen te boren en die
gordijn te verscheuren, die voor den geheimzinnigen achtergrond
van den gezichteinder hing. Wat al vragen verdrongen zich op mijne
lippen! Waar eindigde die zee? Waar voerde zij heen? Zouden wij immer
hare tegenoverliggende oevers bereiken?
Mijn oom twijfelde er volstrekt niet aan. Ik wenschte en vreesde het
te gelijk.
Na een uur doorgebracht te hebben met de beschouwing van dit
wonderlijke tooneel, gingen wij weder langs het strand naar de grot,
en met het hoofd vol van de zonderlingste denkbeelden viel ik in een
gerusten slaap.
HOOFDSTUK XXXI
Door een zeebad versterkt!--Vloed, ebbe en magnetische
helling.--Scheepstimmerhout.--Het vlot.
Toen ik den volgenden morgen ontwaakte was ik geheel genezen. Ik
meende, dat een bad zeer heilzaam voor mij zou zijn, en dompelde mij
daarom eenige minuten lang in het water dezer Middellandsche zee. Dien
naam verdiende zij zeker meer dan eenige andere.
Ik kwam met goeden eetlust aan het ontbijt. Hans verstond zeer goed
de kunst om onze kleine spijskaart gereed te maken; hij had water en
vuur ter zijner beschikking, zoodat hij eenige afwisseling kon brengen
in onzen gewonen kost. Bij het nagerecht schonk hij ons eenige kopjes
koffie in, en nooit proefde ik met meer smaak dien heerlijken drank.
"Nu," zeide mijn oom, "is het de tijd van den vloed, en wij moeten
de gelegenheid niet verzuimen om dit verschijnsel waar te nemen."
"Hoe, de vloed!" riep ik.
"Zonder twijfel."
"Doet de invloed van maan en zon zich dan zelfs hier gevoelen?"
"Waarom niet? Zijn de lichamen niet in hun geheel aan de algemeene
aantrekking onderworpen? Derhalve kan deze watermassa zich niet aan de
algemeene wet onttrekken. Ook zult gij zien, dat zij zich in weerwil
van de luchtdrukking op hare oppervlakte even goed verheft als de
Atlantische Oceaan zelf."
Op dit oogenblik betraden wij het zand van den oever en de golven
kwamen langzamerhand verder het strand op.
"Dat is toch het begin van den vloed," riep ik.
"Ja, Axel! en aan de strepen van het schuim kun
|