FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147  
148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   >>   >|  
eds den vorigen avond opgemerkt had, verminderde de lichtgevende toestand der lucht niet. Het was een standvastig verschijnsel, op welks duur men staat kon maken. Na het avondeten strekte ik mij uit aan den voet van den mast en sliep weldra in onder vadsige droomerijen. Hans, die onbeweeglijk aan het roer stond, liet het vlot maar voortdrijven, dat overigens met den wind van achteren niet eens behoefde bestuurd te worden. Sedert ons vertrek van Graeubenhaven had professor Lidenbrock mij opgedragen om het "scheepsjournaal" te houden, om de geringste waarnemingen aan te teekenen, om de belangrijke verschijnselen, de richting van den wind, de verkregen snelheid, den afgelegden weg, met een woord al de voorvallen van dezen vreemden zeetocht te beschrijven. Ik zal mij dus vergenoegen met hier die dagelijksche aanteekeningen in te lasschen, die om zoo te zeggen door de gebeurtenissen in de pen werden gegeven, om een nauwkeurig verslag van onzen overtocht te leveren. Vrijdag 14 Augustus. Stijve noordwestenwind. Het vlot loopt snel in eene rechte lijn. De kust blijft dertig uur gaans van ons af onder den wind. Er is niets aan den gezichteinder te zien. De sterkte van het licht verandert niet. Mooi weer, dat wil zeggen, de wolken drijven zeer hoog, zijn niet zwaar en baden in een witten dampkring, als ware het smeltend zilver. De thermometer wijst +32 deg. C. Tegen den middag maakt Hans een hoek vast aan een touw; het aas bestaat uit een stukje vleesch; hij werpt hem in zee. Gedurende twee uur vangt hij niets. Zijn die wateren dan onbewoond? Neen. Hans voelt, dat hij beet heeft, haalt den hoek op en brengt een visch boven, die hevig spartelt. "Een visch!" roept mijn oom. "Het is een steur!" riep ik op mijne beurt, "een kleine steur." De professor beschouwt het dier oplettend en deelt mijn gevoelen niet. Deze visch heeft een platten, ronden kop, en het achterlijf is met beenachtige platen bedekt; zijn bek is tandeloos; vrij ontwikkelde borstvinnen zitten aan zijn staarteloos lichaam. Dit dier behoort wel tot eene orde, waaronder de natuurkundigen den steur hebben gerangschikt, maar het verschilt er van in sommige gewichtige punten. Mijn oom bedriegt er zich niet in, want na een vrij kort onderzoek zegt hij: "Deze visch behoort tot eene sedert eeuwen uitgestorven familie, wier versteende overblijfselen men alleen in devonische gronden terugvindt." "Hoe!" riep ik uit, "zouden wij dan een van di
PREV.   NEXT  
|<   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147  
148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   >>   >|  



Top keywords:

behoort

 
zeggen
 

professor

 

Gedurende

 

gronden

 

devonische

 

wateren

 

onbewoond

 
brengt
 

versteende


overblijfselen

 

vleesch

 

alleen

 

stukje

 

thermometer

 
zilver
 

smeltend

 

dampkring

 
bestaat
 

middag


zouden

 

terugvindt

 

lichaam

 

staarteloos

 
zitten
 

onderzoek

 

ontwikkelde

 

borstvinnen

 

gewichtige

 

sommige


hebben

 

gerangschikt

 
natuurkundigen
 
waaronder
 

bedriegt

 

punten

 

witten

 

tandeloos

 

kleine

 

beschouwt


sedert

 
eeuwen
 

verschilt

 

familie

 

uitgestorven

 

oplettend

 

beenachtige

 

platen

 
bedekt
 
achterlijf