delijke landen van Europa, Zweden, Rusland, Siberie weet ik
het! doorgaan, in plaats van af te dalen onder de woestijnen van
Afrika of de golven van den Oceaan, en verder wil ik van niets weten!"
"Ja, Axel! gij hebt gelijk, en alles is heel goed, daar wij nu die
waterpasse zee verlaten, die tot niets kon leiden. Wij gaan dalen, nog
eens dalen, altijd dalen! Weet gij wel, dat wij om het middelpunt van
den aardbol te bereiken nog maar vijftien honderd uur gaans behoeven
af te leggen!"
"Ba!" riep ik uit, "dat is waarlijk de moeite niet waard om er van
te spreken! Op weg! op weg!"
Deze zinnelooze gesprekken duurden nog voort, toen wij bij den jager
kwamen. Alles was gereed om onmiddellijk af te reizen; geene kist
of zij was aan boord, wij namen plaats op het vlot, en zoodra het
zeil was geheschen, richtte Hans den steven naar de kaap Saknussemm,
steeds de kust houdende.
De wind was niet gunstig voor een vaartuig gelijk het onze, dat niet
scherp bij den wind kon houden. Ook moesten wij het op menige plaats
met onze met ijzer beslagen stokken voorduwen. Dikwijls dwongen ons
de rotsen, die zich in de waterlijn verlengden, om vrij lange omwegen
te maken. Eindelijk, na eene vaart van drie uur, dat is te zeggen
tegen zes uur des avonds, bereikten wij eene geschikte landingsplaats.
Ik sprong aan land, gevolgd door mijn oom en den IJslander.
Die overtocht had mij niet tot bedaren gebracht. Integendeel. Ik
stelde zelfs voor om "onze schepen" te verbranden, ten einde ons
zelven den terugtocht af te snijden. Maar mijn oom verzette zich er
tegen. Ik vond, dat hij bijzonder koel was.
"Laten wij dan ten minste zonder tijdverlies vertrekken," zeide ik.
"Ja, mijn jongen! maar vooraf zullen wij deze nieuwe galerij
onderzoeken om te weten, of wij onze ladders gereed moeten maken."
Mijn oom bracht den toestel van Ruhmkorff in werking; het vlot werd,
aan den oever vastgemaakt, alleen gelaten; de opening der galerij
was er dan ook geene twintig pas af, en onze kleine troep ging er
terstond heen, met mij aan het hoofd.
De bijna cirkelvormige opening had eene middellijn van omtrent vijf
voet; de duistere tunnel was in de harde rots uitgehouwen en netjes
gepolijst door de uitgebraakte stoffen, waaraan hij vroeger tot weg
diende; zijn laagste gedeelte lag met den grond in hetzelfde vlak,
zoodat wij er zonder eenige moeite in konden doordringen.
Wij volgden een bijna waterpassen bodem, toen, nadat wij zes schreden
ver waren,
|