raters."
De waterkolom was inderdaad verdwenen om plaats te maken voor vrij
dichte, hoewel kokend heete uitstroomende stoffen. De hitte werd
onuitstaanbaar en een thermometer, welke aan dien dampkring werd
blootgesteld, zou meer dan zeventig graden gewezen hebben! Ik baadde
in het zweet. Zonder de snelheid der opstijging zouden wij zeker
gesmoord zijn.
Echter gaf de professor geen gevolg aan zijn voorstel om het vlot te
verlaten, en hij deed wel. Die weinige slecht samengevoegde planken
boden eene vaste oppervlakte aan, een steunpunt, dat ons overal elders
ontbroken zou hebben.
's Morgens omstreeks acht uur had er voor het eerst een nieuw voorval
plaats. De stijgende beweging hield eensklaps op. Het vlot bleef
onbeweeglijk liggen.
"Wat is dat?" vroeg ik, verontrust door dit oponthoud, dat even
plotseling was als een schok.
"Eene halt," antwoordde mijn oom.
"Houdt de uitbarsting op?"
"Ik hoop van neen."
Ik stond op. Ik poogde rond te zien. Misschien bood het vlot, door eene
uitspringende rotspunt tegengehouden, eene kortstondigen tegenstand
aan de uitstroomende massa. In dit geval moesten wij ons haasten het
zoo spoedig mogelijk los te maken.
Het was zoo niet. De kolom van asch, slakken en steenbrokken had
zelve opgehouden te stijgen.
"Zou de uitbarsting geen voortgang hebben?" riep ik.
"Wel, mijn jongen! vreest gij dat?" zeide mijn oom met op elkander
geklemde tanden; "maar stel u gerust, dit oogenblik van kalmte kan
niet lang aanhouden; het duurt nu reeds vijf minuten en weldra zal
onze opklimming naar den mond des kraters weder beginnen."
Zoo sprekende hield de professor niet op zijn tijdmeter te raadplegen,
en alweder zouden zijne voorspellingen vervuld worden. Weldra werd het
vlot op nieuw aangegrepen door eene snelle en onregelmatige beweging,
die omtrent twee minuten aanhield; toen bleef het nogmaals stil liggen.
"Goed!" zeide mijn oom op het uurwerk ziende, "binnen tien minuten
gaan wij weder op weg."
"Binnen tien minuten?"
"Ja! Wij hebben te doen met een vulkaan, wiens uitbarsting
tusschenpoozend is. Hij laat ons met zich ademhalen."
Niets was meer overeenkomstig de waarheid. Op de minuut af werden
wij op nieuw met groote snelheid opgestuwd; wij moesten ons aan de
balken vasthouden om niet van het vlot geslagen te worden. Daarna
hield de stoot weder op.
Naderhand heb ik nagedacht over dit zonderlinge verschijnsel,
zonder er eene voldoende verklaring van te vinden. Intussc
|